Handgranaatwerpen: 2. met overhandse worp... - Mobilisatiealbum met 384 foto's van J. van Ingen (10e Regiment Infanterie, Depot Bataljon) te Leiden en Haarlem, 29 augustus 1939, lichtingen 1924 - 1939
documentaire weergave
Een eeuw werpgewichten 1Het gooien van handgranaten vereist een vaardigheid, die slechts door oefening kan
worden verkregen. Het oefenen met scherpe handgranaten vergt speciale banen en
bijzondere veiligheidsmaatregelen, bovendien zijn de kosten en de risico’s ervan niet
in verhouding tot het bereikte resultaat. Daarom zijn bij de krijgsmacht zogeheten
werpgewichten in gebruik, die in vorm en gewicht globaal gelijk zijn aan de scherpe
exemplaren, maar verder volkomen onschadelijk. Ze zijn echter niet helemaal ongevaarlijk,
want getroffen worden door een stuk metaal van een halve kilo kan behoorlijke
verwondingen veroorzaken. Dat is echter door eenvoudige voorzorgsmaatregelen
te vermijden, zodat met deze werpgewichten het gooien van handgranaten vrijwel
overal geoefend kan worden. Handgranaatwerpen is bovendien een onderdeel van
de Militaire vijfkamp en van de oefeningen die moeten worden uitgevoerd voor het
behalen van het insigne Militaire Lichamelijke Vaardigheid. De eisen voor het insigne
worden aangepast aan geslacht en leeftijd van de werper. Een mannelijke deelnemer
van 16 tot 30 jaar moet een werpgewicht van 660 gram ten minste 30 meter ver kunnen
werpen (regels uit 2007). Vóór 1940 waren werpgewichten rood van kleur, maar
later werd de kleur wit om ze na het werpen gemakkelijk terug te kunnen vinden.
Werpgewichten moeten niet verward worden met oefen- of exercitiehandgranaten.
De laatste zijn bronskleurig en worden gebruikt om de handelingen te oefenen die
aan het werpen vooraf gaan. Oefenhandgranaten (blauw) dienen om de werper te la-
ten wennen aan het gebruik van handgranaten en het bijbehorende risico. Vóór 1940
werd hiervoor gebruik gemaakt van oude normale exemplaren, waarvan de springlading
was vervangen door een mengsel van zaagsel en zand. Door de gasdruk van het
slagpijpje brak het granaatlichaam in enkele grote scherven en ging verloren. Rond
1980 was de oefenscherfhandgranaat nr. 6C1 met ontsteker nr. 19C3/9C1 in gebruik.
Het blauw geschilderde granaatlichaam had aan de onderzijde een gat voor een kurk,
terwijl de ontsteker geen slagpijpje bevatte, maar slechts een lading zwart buskruit
van 0,35 gram. Bij de ontbranding sprong de kurk met een luide knal uit de granaat.
Met een nieuwe ontsteker en een kurk, was de granaat opnieuw bruikbaar. Reserve
kurken werden in zakjes van 250 stuks meegeleverd.
In de collectie van het Legermuseum bevinden zich van vrijwel alle ingevoerde handgranaten
de bijbehorende werpgewichten. Deze zijn verworven toen het Legermuseum
nog onderdeel uitmaakte van Defensie en het museum van ieder uitrustingsstuk
een exemplaar kreeg voor de collectie. Opmerkelijk is echter de verwerving van
een tweede werpgewicht voor de tijdhandgranaat-Grotendorst uit 1915. Pas in 2009
werd door een medewerker van het museum een dergelijk exemplaar ontdekt in de
oudijzer container op een militair complex. Het had ruim 90 jaar dienst gedaan als
presse-papier...
A century of drill grenades
The Dutch word ‘werpgewicht’ is best translated as ‘drill grenade’. It is of the same size
and weight as a live grenade, but completely inert. It is used to practice throwing at
minimum cost. Before World War II these grenades were painted red, after the war
they were painted white so that they were easier to retrieve after throwing.
Drill grenades should not be confused with the blue training grenades, which are used
to practice all handling stages and to become familiar with grenade warfare. They contain
a small pyrotechnic charge, which creates a loud bang and a cloud of smoke. The
Dutch grenade NR 6C1 is a good example of this and could be re-used by mounting a
new igniter and a new cork to the body of the grenade.
The Army Museum collection now holds examples of almost all Dutch drill grenades
from 1915 until the present day. Until it became a foundation in 2002, the Army
Museum was part of the defence organisation and received specimens of all ordnance.
The acquisition of the second drill grenade from 1915 is remarkable because it was
found in a military complex where it had served as a paperweight for 94 years.
1 Zie: G. de Vries en B.J. Martens, Nederlandse vuurwapens, Landmacht en Luchtvaartafdeling
(Amsterdam 1993)
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 290-293) -
Oefenen met werpgewicht bij het Depotbataljon van 10 R.I. in de duinen bij Katwijk,
augustus 1939.
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 290)