Pipistrello, 1500-1525
vouge
Te zien in het museum:M.14.0.20O.03
Met een ijzeren kop bestaande uit één stuk. De naar boven taps toelopende sokkel is van achtkantige doorsnede en heeft onderaan een stel zeer korte veren heeft die elk met één nagel zijn bevestigd aan de eveneens achtkantige houten stok. Spits toelopende dolkachtige steekkling met een brede basis en een geprononceerde centrale graat. Elke klinghelft heeft een in profiel hol uitgesneden onderrand met een kleine doorn in het midden en die aansluit op de eronder liggende vleugel. Het stel vleugels is schuin bovenwaarts gericht met een rechte bovenrand; de onderrand is geknikt en de knikken gemarkeerd door kleine doornen. De bovenranden van de vleugels zijn in hun geheel scherp geslepen, evenals het buitenste deel van beide onderranden. De beukenhouten stok is bekleed met een roodzijden strook (niet authentiek), spiraalsgewijs gewikkeld en vastgezet met bolle messing schroeven.De punten van enkele uitsteeksels zijn beschadigd.
Dit type wapen wordt door Troso (1988) op p.126 “corsesca type B” genoemd maar door hem ook aangeduid als pipistrello (vleermuis). Hij noemt ook de equivalenten in enkele andere talen: (Duits) Fledermaus, (Engels) bat’s wing en (Frans) chauve-souris. Als oudere Italiaanse benaming noemt hij corsesca palmata. De oudste vermelding gaat volgens Troso (p.58) terug tot 1501 maar op p.126 beeldt hij een exemplaar af dat op ca.1480 is gedateerd.
Kennelijk was het hier besproken wapen, evenals enkele andere exemplaren in deze catalogus, voordat het naar Kasteel Nijenrode kwam, afkomstig uit - of behoorde het nog tot - de collectie van Francis Seymour Haden. Deze collectie werd is in zijn geheel geveild in 1911; de onderhavige pipistrello had het kavelnummer 272 (zie de veilingcatalogus Armes et armures [1911] in de bibliografie).
Totale lengte: 2530 mm / Breedte gemeten over de vleugels: 305.7 mm
Oude inv.nrs.: i.13220/Ce.20 & L.440
Aankoop uit de collectie van Kasteel Nijenrode, Breukelen, in 1950
Pipistrello, c. 1500
Inv.no. 013202
With a one-piece iron head. The tapering socket (getting narrower towards the top) is of octagonal section and has at the bottom two very short feathers each affixed with one nail to the equally octagonal pole. Pointed, dagger-like stabbing blade with a wide basis and a marked central rib. Each blade half has in profile a semi-circular cut-out in the lower edge of the basis, in the centre of which is a little thorn which in each case changes after a sharp angle to a wing. The pair of wings is upward-pointing at a 45-degrees angle and the upper edges are straight; the lower edges are each in two sections, each assuming a slightly different angle and marked on the separation by a little thorn. The entire upper edges of the wings are sharpened as are the outside portions of both lower edges. The beechwood pole is spirally wound with a ribbon of red silk affixed by brass screws with convex heads.
The points of some of the extremities and thorns are damaged.
This type of weapon is called by Troso (1988) on p.126 a “corsesca type B” but it is also named by him pipistrello (bat). He also mentions the equivalents in some other languages: Fledermaus (German), bat’s wing (English) and chauve-souris (French).
As an older Italian name for the pipistrello he names the corsesca palmata. The oldest reference goes back, according to Troso (p.58), to 1501 but he illustrates on p.126 an example dated to c.1480.
Apparently the arm under discussion here, as well as some other arms in this catalogue, came before it arrived in Nijenrode castle from the collection of Francis Seymour Haden whose collection was put on sale in its entirety in 1911. This pipistrello had the lot number 272 (cf. the auction catalogue Armes et armures [1911] in the bibliography).
Overall: 2530 mm / Width measured across the wings: 305.7 mm
Former Inv.nos.: i.13220/Ce.20 & L.440
Sold in 1911 at the Frederik Muller & Cie auction in Amsterdam; purchased by the Legermuseum in 1950 from the collection of Nijenrode Castle, Breukelen