Partizaan met lange kling met dikke nerf eindigend in twee vleugels met huls op stok met twee veren en nagels
partizaan
Met een smeedijzeren kop bestaande uit een kling en een sokkel. De kling is een slanke steekkling, taps aflopend naar de punt toe en met een sterke driehoekige middengraat, die tot over de sokkel doorloopt; aan weerszijden van de klingbasis onderaan twee kleine sikkelvormige vleugels met omhoog stekende punten. De taps naar boven toe aflopende sokkel is veelkantig en onderaan aan de stok bevestigd door middel van een klinknagel met bolle koppen. Een stel aparte veren (dus niet een integraal deel uitmakend van de sokkel) van ca. 40 cm lengte zijn vastgezet met bolkopspijkers. Na het onderuiteinde van de veren zijn vier vlakken van de stok over ongeveer 30 cm bezet met bolkopspijkers. De stok is van hout en heeft een achtkantige doorsnede.De partizaan is een bijzonder stokwapen dat heel lang, van ongeveer 1450 tot aan het eind van de 17e eeuw, in gebruik was. Tot ca. 1550 was de kling lang en slank en bijna perfect taps aflopend, meestal met een kleine punt van een nog iets stomper, of een spits-ogiefvormig, profiel. Aanvankelijk was de klingdoorsnede afgeplat-ruitvormig maar omstreeks het midden van de vijftiende eeuw werd de middengraat steeds meer geaccentueerd als graat en weer later - aan het eind van de vijftiende eeuw - kwamen er aan weerszijden van de graat lange geulen. De twee kenmerkende vleugels aan de klingbasis zijn volgens Waldman kort na ca.1500 ontstaan (Idem, p. 125).
Volgens Seitz (p. 231) komt de eigenaardige naam van het wapen van de Italiaanse term partigiana, de vrouwelijke vorm van partigiano - partijganger en hij vermoedt dat het door groepen moet zijn gedragen die één doel gemeen hadden, waaronder volgens Waldman (p. 125) begrijpelijkerwijs ook gewapenden kunnen worden verstaan.
Na ongeveer het midden van de zestiende eeuw degenereerde de partizaan steeds meer van een vechtwapen tot een ceremonieel wapen voor subalterne officieren bij de infanterie en werd het in feite hun embleem (wat zou voortduren tot aan het eind van de zeventiende eeuw). Maar na ca. 1550 zitten we al buiten de tijdsgrenzen die wij voor dit boek hebben vastgelegd. De partizaan wordt het meest compleet besproken door Seitz (1965) omdat hij de Europese ontwikkeling in alle tijdvakken behandelt, terwijl Troso (1988) de partizaan alleen als infanteriewapen in de 15e en 16e eeuw tot onderwerp heeft. John Waldman (2005) behandelt de partizaan eveneens as infanteriewapen en hij wijdt er zijn hele hoofdstuk 10 aan.
Wanneer men de partizaan beziet lijkt hij op een vergrote vorm van de speer. Inderdaad kan men als directe voorloper van de partizaan de Italiaanse spieda da guerra zien, die eigenlijk niets anders was dan een speer met een vergrote en heel lange kling. Maar feitelijk is de vorm van de partizaankling echter die van de zwaardkling bijgenaamd de “ossentong” (Duits Ochsenzunge, Frans langue-de-boeuf), een vorm die wij ook terugzien op de cinquedea, het korte zwaard uit Italië uit het eind van de vijftiende/begin zestiende eeuw (zie nr.37, Inv.011468).
Lengte totaal: 1672 mm / Lengte kling inclusief sokkel: 912 mm / Klinglengte: 784 mm / Breedte gemeten over de vleugels: 144 mm
Literatuur: Seitz (1965) Blankwaffen I, p. 130, 222, 223, 231, 232, 383, 386, 389, 390; Troso (1988) p. 38, 39, 108, 109; Waldman (2005) p. 125-134
Oude inv.nrs niet gevonden
Herkomst onbekend
Partizan, 1500-1550
Inv.no. 012782
With a forged iron head comprising a blade and a socket. The blade is a sleek stabbing blade, tapering off towards the point and with a strong central vertical crest of triangular section which continues on the socket. On either side of the base underneath project a pair of small upward-pointing sickle-shaped wings. The socket, which tapers off towards the top, is polygonal and affixed to the stock underneath with a rivet with two convex heads. A pair of separate feathers (not being an integral part of the socket) of c. 40 cm long are affixed with round head nails. Until about 30 cm after the lower ends of the feathers four faces of the pole are studded with convex head nails. The wooden pole is of octagonal section.
The partizan is an interesting polearm which has been in use for a long time, from about 1450 until the end of the 17th century. Until c. 1550 the blade was long and sleek and almost perfectly tapering, often with a point of an slightly more obtuse or of a pointed-oval profile. In the beginning the blade section was flattened-rhomboidal
but about the middle of the fifteenth century the central crest became more and more pronounced as a rib, later again – from the end of the century – to be accompanied two long fullers on either side. According to Waldman (Ibidem, p. 125) the two wing-like projections at the base of the blade originated shortly after about 1500.
According to Seitz (p. 231) the peculiar name of the weapon stems from the Italian term partigiana being the female form of partigiano - party member. This suggests that it must have been carried by groups united in a common cause; according to Waldman (p. 125) such a group can conceivably have comprised of armed men.
After about the middle of the sixteenth century the partizan increasingly degenerated from a fighting arm into a ceremonial one becoming in fact the emblem of subaltern officers in the infantry. As such it would be used until the end of the seventeenth century. However, after c. 1550 we are already outside the time frame established for this book. The best comprehensive overview about the partizan is given by Seitz (1965) because he treats the European development in all ages, whereas Troso (1988) only deals with it as an infantry weapon in the 15th and 16th centuries. Finally, John Waldman (2005) also treats the partizan as an infantry weapon and devotes his entire chapter 10 to it.
When looking at the partizan it resembles an enlarged form of the spear. Indeed one can see the Italian spieda da guerra as its immediate predecessor. In fact the partizan is nothing else but a spear with an enlarged and very long blade. However, the form of its blade is in fact that of the sword blade which the French call the langue-de-boeuf (“oxe tongue”) and the Germans the Ochsenzunge, a form which we also see on the cinquedea, the short sword from Italy of the end of the fifteenth/beginning of the sixteenth century (cf. No. 37, Inv.no. 011468).
References: Seitz (1965) Blankwaffen I, p. 130, 222, 223, 231, 232, 383, 386, 389, 390; Troso (1988) p. 38, 39, 108, 109; Waldman (2005) p. 125-134
Overall: 1672 mm / Length of blade including the socket: 912 mm / Blade length: 784 mm / Width across the wings: 144 mm
Former inv.nos. not found
Provenance unknown