Tweede cleedinghe van Antwerpen. Cap.n Bexken was gequetst daer aff hij sterf / daer naer wert Coninxloo capiteijn. Derde cleedinghe van Antwerpen onder capiteijn Coninxloo Ruijters van Mons. de Voisin te Brussel (Pierre de Voisin) Ruijters van cap. Schetter. Demontez à la reprinse d'eindove (d'Eindhoven) (Edward Chester) Ruiter van Mons. de Beignatre, is / Oock teghen den vijant ghecomen cloeck en fris Compaignie du prince despinoy vermaert / Wiens acten inde cronycken bat worden verclaert (Pierre de Melun, prins van Espinoy) Peeter van Orssaghen te peerde wel ghezeten was / Nochtans de doot hem heeft wel ghebeten Carabijns van deerste cleeding van coronel Tempel, gouverneur in Bruesel / Die haer wel queten teghen t' vijants opstel (Olivier van den Tympel, heer van … Ruijters van cap. Switz - Demontez à la reprinse de Nivell Ruijters van cappitein Michiel Bruesel / Die in haer wapenen waren cloeck en hel (Michiel Caulier - Brussel) Garde du prince dorenge carabijns / Te Mechelen. Schenck haer veel wijns (cap. Mons de Marquette) Ruijters van cap. Colbau in Bruesel / Saten fraey te peerde, oock cloeck ende snel Garde van die prince dorenge cloeck / Waeraf de Lanciers volghen int dit selve boeck (cap. Bernart gelegen tot Mechelen)