Ceremonieel tenue: Generaal-Majoor D. Asjes RMWO
tenue
Te zien in het museum:M.06.01.34Q.04.02
De mutatie van zijn benoeming tot Ridder Militaire Willems-Orde luidde als volgt: Het zich in de strijd onderscheiden hebben door uitstekende daden van moed, beleid en trouw door in het tijdvak van 27 Februari 1944 tot en met 22 September 1944 op voorbeeldige wijze persoonlijk deel te nemen aan een groot aantal operationele vluchten van het Nederlands-Indische 18e Squadron bommenwerpers uit Australië naar door de vijand bezet gebied in de Zuid-Molukken, op Timor en Flores en op eilanden in de Banda Zee en de Arafoera Zee, zomede op Nieuw-Guinea.In het bijzonder door persoonlijk het bevel over deze vluchten te nemen, waarbij hij meestal optrad als “Pathfinder” en hij bij het uitvoeren van dag- en nacht bombardementen veelal, ter nadere verkenning van de verkregen uitkomsten, als laatste met zijn toestel na het uitvoeren van de opdracht het opgegeven doel verliet.
Daardoor niet alleen te bereiken dat het moreel van dit squadron zo hoog mogelijk werd opgevoerd, doch tevens dat de uitkomsten van volgende operaties konden worden opgevoerd.
Door steeds op tactische juiste wijze en dikwijls door het toepassen van een nieuwe methode bij het aanvliegen der doelen, deze vluchten te leiden de verliezen van het Squadron zoveel mogelijk te beperken, hetgeen echter niet kon verhinderen dat de uiterst gevaarlijke opdrachten vele verleizen aan toestellen en bemanningen tengevolge van vijandelijke afweer zowel van de grond als in de lucht met zich brachten.
In het bijzonder;
1e. door het tijdvak van 27 februari tot en met 30 juni 1944 als onder commandant en Chef van de Vliegdienst van het 18e squadron 31 operationele vluchten, met inbegrip van niet beschermde dagaanvallen op de Kai-eilanden, het maken van fotografische opnamen van de door de vijand bezette eilanden in het Molukken-gebied en aanvallen op vijandelijke schepen in Arafoera- en Bandazee, persoonlijk te leiden.
2e. door het tijdvak van 1 juli tot en met 22 september 1944, na te zijn benoemd tot commandant van het 18e squadron, opnieuw persoonlijk deel te nemen aan 16 operationele vluchten, waarbij hij, hoewel zulks niet was verplicht, steeds zichzelf bij de gevaarlijkste opdrachten indeelde, waarvan zijn te vermelden;
a. zijn riskant e vlucht op 21 augustus 1944 tijdens een zeer donkere nacht naar de kai-eilanden om te zoeken naar de bemanning van een verloren gegaan vliegtuig.
b. zijn vlucht op 24 augustus 1944 bij het zoeken naar de bemanning van een vliegtuig, waarbij zijn eigen toestel bij Lara in een benarde positie geraakte door het ontvangen van onverwacht en onbekend, vermoedelijk rocket afweervuur.
c. zijn vlucht op 29 augustus 1944 naar de kai-en Tanimbar eilanden, waarbij twee vijandelijke schepen tot zinken werden gebracht en zwaar en half zwaar vijandelijk lucht afweergeschut tot zwijgen werd gebracht en bij welke vlucht zijn toestel zodanig bleek te zijn beschadigd, dat de vernielingen onherstelbaar waren.
Door dit voorbeeldige, moedige en enthousiaste optreden onder zeer moeilijke omstandigheden het personeel van het 18e Squadron, dat een zeer groot vertrouwen in hem had, steeds te bezielen en de naam van dit squadron bij de Geallieerde vliegdienst, waar mede hij in dit bied moest samenwerken, door de grote successen van zijn onderdeel bijzonder in aanzien te doen stijgen.