Verzameling van persoonsgebonden documenten van militair Cornelis (Kees) Mol
brief
Cornelis (Kees) Mol werd op 10 november 1894 geboren in Wijdenes, maar groeide op in Andijk waar zijn vader een cafe uitbaatte. Hij trouwde op 25 september 1924 in Wormer met Geertruida Schoenmaker, geboren 4 februari 1898 in Wijdewormer.Mol kwam eind 1911 als 17-jarige jongen naar Wormer, waar hij ging wonen bij zijn oom Dirk Kooiman (de burgemeester) en tante Sijtje Mol op het adres wijk A nr. 891 en later bij de gemeenteveldwachter Hendrik van Linge (wijk A nr. 167).2 Kees ging als volontair werken op het gemeentehuis.3 Hij werd vervolgens per 1 januari 1914 aangesteld als 2e ambtenaar ter secretarie.4
Twee weken later werd hij gemobiliseerd en bleef tot 15 augustus 1917 in het leger.
Terug in Wormer verbleef Kees ten huize van gemeentebode Simon Beek.5
Begin 1920 trok Kees in bij zijn ouders Niene Mol en Geertje Mantel, die kort daarvoor naar Wormer waren verhuisd (wijk A nr. 182, ‘tegenover de RK kerk’6).
Na zijn huwelijk ging hij met zijn echtgenote wonen op het adres Badhuisstraat 3.
Kees Mol werd per 1 mei 1930 benoemd tot gemeentesecretaris en volgde daarmee J.N.H. Schippers op, de oom van zijn vrouw. Mol bleef gemeentesecretaris tot zijn pensionering eind 1959.
‘Hoewel geen geboren Wormer heeft het wel en wee der gemeente hem toch steeds zeer na aan het hart gelegen’ verklaarde Kees Mol in zijn dankwoord bij zijn benoeming tot gemeentesecretaris in 1930.7 Hij deed veel onderzoek naar de historie van Wormer en schreef daarover in 1966 het boek ‘Uit de geschiedenis van Wormer’, een boek dat door velen gezien wordt als standaardwerk van de geschiedschrijving over ons dorp.
1) Waterlands Archief, Purmerend, bevolkingsregister Wormer, deel 16, blad 56 en deel 14, blad 428.
2) Waterlands Archief, Purmerend, bevolkingsregister Wormer, deel 16, blad 56 en deel 14, blad 510.
3) Een volontair is een persoon die vrijwillig een taak vervult, gewoonlijk zonder loon te ontvangen, met de bedoeling zich in het vak te bekwamen.
4) Waterlands Archief, Purmerend, toegang 0099, Oud Archief Wormer, inv.nr. 16, notulen gemeenteraad 10.10.1913.
5) Waterlands Archief, Purmerend, bevolkingsregister Wormer, deel 16, blad 57.
6) Waterlands Archief, Purmerend, bevolkingsregister Wormer, deel 14, blad 558.
7) Waterlands Archief, Purmerend, Wormer en Jisper Advertentieblad d.d. 15.04.1930, p. 2.
Informatie in januari 2013 ontvangen van Frank Tjeertes (Riemenmaker 20, 1531 PH Wormer) n.a.v. publicatie over Kees Mol in Arma 100 jaar verzamelen. Tjeertes is eindredacteur van het jaarboek Historisch Genootschap Wormer.
- ‘Dat verdomde loopen is een kruis voor de soldaat’ (Bergen, 26 augustus 1914)
Gedurende de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 kregen duizenden mannen een mobilisatieoproep.
Na hun eerste bestemmingsplaats volgden steeds andere locaties. Ze
bleven lang van huis en schreven naar het thuisfront dat op haar beurt pakketjes met
etenswaar, tabak, snoepgoed, lectuur en warme kleding opstuurde.
De in Andijk (NH) wonende Kees Mol was een hen. Vier jaar lang berichtte hij zijn
ouders vanuit de ‘negerijen’ [sic], zoals hij dorpjes en gehuchten als Torpen, Budel en
Soerendonck noemde, waar zijn eenheid afwisselend verbleef. Openhartig, kritisch en
zonder een blad voor de mond te nemen becommentarieert hij de inkwartieringen,
de voedselverstrekking, zijn gezondheid, de inhoud van de pakketjes, het doorbrengen
van de vrije tijd, de verveling en zijn beslommeringen. Onderstaande citaten
geven daar een indruk van. Ze zijn afkomstig uit de 79 brieven, brief- en ansichtkaarten
en dagboeknotities, in 2006 geschonken door zijn zoon N. Mol uit Wormer. De
schenking bevatte ook (groeps)foto’s.
Over inkwartiering:
‘Wij liggen bij een boer in een schuur, erg tochtig, doch er is stroo genoeg (en ook
hooiluizen, rotten [sic], muizen, katten, torren enz.) maar ’s avonds mogen we bij de
ouderwetsche haard zitten bij den boer met z’n tienen. De boer is nog al goed, maar
dat wijf niet erg, we krijgen niet veel;’ (Soerendonck 19 oktober 1914)
Over ontberingen:
‘Het is hier koud. We zijn ’s morgens half bevroren. Ik lag vannacht onder 2 dekens,
2 overjassen, 2 tunieken en 2 broeken en nog hartstikke koud.’ (Eersel 28 november
1915)
‘Ik heb goed geslapen, maar kou geleden. De regen viel op onze dekens. Een beest
wordt beter verzorgd, dan de soldaten. De dokter heeft enige kwartieren afgekeurd.’
(z.pl. 5 april 1916)
Over gezondheid:
‘In Budel heb ik 80 noten achter elkaar gegeten en den volgende dag aan de [hier is
een poepend soldaatje getekend]. En de volgende dagen nog wat last, maar is nu
over.’ (Soerendonck 19 oktober 1914)
‘Luizen heb ik niet meer door het zwemmen’ (Borkel juni 1915)
‘Ik ben de laatste dagen niet erg lekker geweest. Hoe ik nog mee ben gekomen,
begrijp ik niet. Last van koorts en in m’n keel. Gisteravond kreeg ik nog een neusbloeding,
die wel (in Roermond) een half uur aanhield. Geen wonder dat ik vandaag zoo
slap als een kanari was. Ik zal maar heel veel melk drinken het eenige, dat je hier in
deze negerij kunt krijgen.’ (z.pl. 31 maart 1916)
Over de voedselverstrekking:
‘We zijn ongeveer 6 uur hier te Budel aangekomen op een plein en nog steeds zonder
vreten natuurlijk en de rijst, die we meegenomen hebben, bleek bedorven te zijn en
we stikken hier van de kou, want we moesten hier nog op straat blijven, omdat de
kwartieren nog niet in orde zijn, hij is weer gebakken.’ (Budel 2 oktober 1914)
‘Het eten is niet te roemen en brood wordt ook niet te royaal uitgedeeld, 5 man = 4 br.
Maar ik zorg wel, dat ik m’n portie weet te gappen, want als je niet brutaal bent, trek je
aan ’t kortste eind. Het was hier eerst een heel gevecht om wat warm eten bij de keuken,
maar nu is dat wat beter geregeld. Met de kou krijgen we honger.’ (Soerendonck
19 oktober 1914)
Over de pakketjes:
‘Het [pakje] is anders niet mooi overgekomen, de peren waren zoowat aan pap en de
sigaren nat enz. Voortaan maar niet zooveel nat goed sturen. Worst, taai, enz.(…)
‘Als Grootmoeder mij ook nog eens ’n pakje wil zenden, moeten ze er maar niet
zooveel rommel in doen, maar degelijke waar, zooals taai, lectuur, koek, enz. (een
halve kam). Ouwe heeft in dit pakje geen sigaren (kandel) en tabak gezonden. Heb je
dat vergeten? Stuur dan maar wat in dat pak van Grootmoeder. En geen witte zakdoeken
meer sturen, 2 is meer dan genoeg en niet meer zo janken om een brief, want ik
schrijf genoeg naar jullie zou ik denken’ (Budel, 6 november 1914)
Over tijdpassering:
‘Vandaag hebben we niet veel gedaan, wegens den regen, dus wat inspectie voor den
kapitein, die mij nu weer eens “een groote vetslobber” noemde. Maar we vervelen ons
hier ook nogal, we kaarten veel, waarbij ik nog altijd verloren heb, noten pikken enz.,
tamme kastanjes gappen, streepgooien enz.’ (Soerendonck 19 oktober 1914)
Over straf:
‘Denkt Pa erom, dat hij me zooveel mogelijk lectuur zendt. Ik heb 6 dagen arrest, dus
komt het me wel van pas.’ (Eindhoven, 5 augustus 1915)
Ben op wacht geweest bij de Artillerieloodsen en vannacht gesnapt door de wachtcommandant.
Zat te maffen; het was zo’n zoele zomernacht. Als hij rapport maakt,
wordt het wel politiekamer en geen verlof. Vervloekte boel. (z.pl. 12 juli 1917)
Cornelis (Kees) Mol (1894 - 1971) was enig kind. Zijn vader baatte een cafe in Andijk
uit. Kees, die 16 januari 1914 opkwam en op 15 augustus 1917 afzwaaide, was
ingedeeld bij de 1e Sectie 1e Compagnie 1e Bataljon 21RI. Veel van zijn dienstmakkers
kwamen uit Andijk.
De legeringsplaatsen waar hij afwisselend verbleef lagen in de kop van Noord-
Holland, Brabant, Noord-Limburg en uiteindelijk Laren (NH). Zijn verlofdagen bracht
hij soms door bij zijn oom en tante in Wormer vanwege ‘die rotreizerij’ naar het lastig
bereikbare Andijk.
Na zijn diensttijd doorliep hij de HBS en werd gemeenteambtenaar van Wormer waar
hij opklom tot gemeentesecretaris. Hij schreef het lijvige boek Uit de geschiedenis van
Wormer (Wormer 1966) en werd op oudere leeftijd geridderd in de orde van Oranje
Nassau.
Tot de schenking hoort ook zijn kleine legerkist. Aan de binnenkant van het deksel
staat zijn getekend zelfportret in militair tenue.
Dutch field post of the First World War
Between 1914 and 1917, the period of mobilisation in the Netherlands, conscript Kees
Mol sent several letters and postcards to his parents. He is critical and frank about the
billets, the food, the leisure time, the content of the parcels sent to him by his family,
etc. The quotations give an impression of his experiences.
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 248-251)