Het Douglas C-47B 'Dakota' transportvliegtuig met s/n 43-15652 c/n 20118 en registratienummer "T-443"
transportvliegtuig
Te zien in het museum:M17.01.12G.04
Douglas Skytrain C-47B 'Dakota':Algemene Historie
Begin 1935 werd Douglas door American Airlines verzocht om een vervanger van de Curtiss Condor slaapvliegtuigen te ontwikkelen. Douglas reageerde met de Douglas Sleeper Transport, de Douglas DST.
Deze ontwikkeling van de DC-2 had een 76 cm grotere rompdiameter, was iets langer en had een grotere spanwijdte. American Airlines bestelde er in november 1935 tien stuks van, maar wijzigde de order kort daarop in acht DST’s en twaalf toestellen zonder slaapgelegenheid. Deze werden aangeduid als DC-3.
Dit bleek uiteindelijk een voor de luchtvaartmaatschappijen winstgevend toestel. Douglas leverde tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog 400 toestellen af. Tijdens de oorlog werden nog ruim 10000 exemplaren in allerlei militaire versies, vooral als C-47, gebouwd.
De voor Nederland belangrijke varianten zijn:
C-47:
Aanvankelijk militaire versie van de DC-3 met zitplaatsen voor 27 man. 965 stuks gebouwd, waarvan 12 als R4D-1 voor de US Navy.
C-47A:
C-47 met 24 volts systeem. 5254 stuks gebouwd inclusief R4D-5 voor de US Navy.
C-47B:
Andere motoruitrusting, Pratt & Whitney R-1830-90 met superchargers en vergrote brandstofcapaciteit. 3364 stuks gebouwd.
De historie van de C-47 Dakota's bij de Nederlandse Militaire Luchtvaart:
Vanaf eind '42 tot eind '62 heeft de Dakota onafgebroken dienst gedaan bij vele eenheden van de Militaire Luchtvaart van het KNIL, de Marineluchtvaartdienst en de Koninklijke Luchtmacht. Het werd gebruikt voor transportdoeleinden van goederen, passagiers en parachutisten en daarvoor ingezet in Nederlands Oost-Indië, Australië, Nieuw-Guinea en Nederland.
Gebruik bij KLu; MLD; ML-KNIL en bij 1316 Flight RAF
Gebruik bij KLu.
DC-3 bij NGAT : NL-201 , NL-202 ; C-47A bij NGAT: NL-204 , NL-205 , NL-206, NL-207 , NL-208, NL-209, NL-210; (NGAT NL-203 was een DC-2)
C-47: 17 stuks, van 1948-1962 bij KLu ; kenmerken X1-X17 ;
C-47A, 2 stuks, kenmerken X18 en X19 van 1962-1964;
Pas in 1952 ontving de Luchtmacht haar eerste Dakota’s.
Na de Tweede Wereldoorlog werden een aantal voormalige "No.1314 Dutch communications Flight" toestellen gebruikt door het in oktober 1945 opgerichte Netherlands Government Air Transport (NGAT). De NGAT operatie werd uitgevoerd vanaf december 1945 door de KLM. Veel van deze kisten gingen later naar de civiele KLM.
Voor de LSK (dat werd de latere KLu maart 1953) werden meerdere Dakota's later aangeschaft en gebruikt na de oorlog bij o.a. KLU no.334 squadron. (Prins Bernhard gebruikte de PH-PBA als "regerings "Dakota in de jaren vijftig met veelal Sonderman als vlieger).
Een aantal kisten werden ook in 1961 overgebracht naar de Oost (Indonesië was al onafhankelijk geworden) en gestationeerd op het nog Nederlandse Papua Nieuw Guinea. Vanaf de basis Mokmer op eiland Biak vlogen drie C-47B toestellen bij het daar opgezette KLu no.336 squadron. Er werd ook samengewerkt met de MLD. De omstandigheden waren moeilijk met diverse vijandelijkheden. Vele transporttaken werden uitgevoerd, o.a. van krijgsgevangenen. In 1962 werd de oorlogssituatie in Indonesië ernstig en uiteindelijk werd in augustus 1962 "door de VN afgedwongen" akkoord in New York getekend. Overdracht gaat via UNTEA op 1 oktober 1962. De lokale C-47 in de Oost kisten werden verkocht aan een bedrijf in de Filipijnen.
Omdat er een flink aantal vliegtuigen onder het Amerikaanse MDAP werden geleverd (en dus Amerikaans eigendom waren) gingen er vele toestellen ook weer terug naar Amerika in 1961 en 1962.
Wel is na de oorlog één toestel enige tijd bij de TransVA ingedeeld geweest. Het is niet duidelijk welk toestel dit geweest is en welke Luchtmacht-registratie deze heeft gevoerd. C. van den heuvel meldt in zijn boekje over Luchtmacht-registraties dat het de NL-205 van 1316 Flight is geweest, die X-1 als registratie heeft gekregen (hoewel volgens C. van den Heuvel het alfabet-systeem voor de registratie pas in 1947 in gebruik werd genomen). Dit toestel werd al medio januari 1946 door een ongeval bij Katwijk afgeschreven..
In september 1948 werd voor enige tijd een DC-3 , de PH-TBV van de KLM gehuurd. Het blank metalen toestel werd voorzien van de registratie X-2, maar voerde op de verticale staart nog wel de burgerregistratie.
In 1950 en 1951 werden ook nog andere toestellen van de KLM gehuurd, maar deze hielden hun burgerregistratie en kregen geen Luchtmacht-registratie toegewezen.
De TransVa was in 1948 omgedoopt tot 334 squadron en ontving pas in 1952 haar eigen Dakota’s.
De X-1 werd in februari 1952 in dienst genomen en is een toestel waarover geen duidelijkheid is, daar het fabrieksplaatje ontbrak. Over deze kist doen dan ook allerlei geruchten de ronde. De vliegtuigpapieren melden dat het toestel was gevonden. C. van den Heuvel meldt in zijn boekje over Luchtmacht-registraties dat het mogelijk het toestel is dat door vluchtelingen is gebruikt en zonder kentekens op Valkenburg landde. De X-1 verongelukte tijdens de start in februari 1953 tijdens de reddingsacties voor de watersnoodramp.
In augustus 1952 werden nog vier toestellen in gebruik genomen, afkomstig van de Belgische Luchtmacht, deze kregen registraties X-2 tot en met X-5.
In de zomer van 1952 arriveerden nog een aantal Dakota’s, die in kader van MDAP van de VS te leen waren, deze kregen de registraties X-5 tot en met X-17. Deze moesten eerst nog gereviseerd worden en werden na de revisie in dienst genomen met squadron-codes ZU.
In maart 1953 werd de toen nog afdeling Luchtstrijdkrachten een onafhankelijk defensie-onderdeel, de Koninklijke Luchtmacht.
In 1960 werden de Dakota’s X-4, X-5 X-11 en X-13 naar Biak op Nederlands Nieuw-Guinea overgevlogen en ter beschikking gesteld aan de MLD, die ze in gebruik nam als 018, 019, 078 en 079.
Tussen 1960 en 1961 werden de X-6 tot en met X-9, X-12, X-14 tot en met X-17 aan de Amerikanen teruggegeven.
De X-2, X-3 en X-10 werden naar Mokmer op Nieuw-Guinea overgebracht in verband met de daar opgelopen spanningen. Ze werden daar ingedeeld bij het nieuw opgerichte 336 squadron.
In 1962 werden nog twee toestellen aangeschaft ter vervanging van verloren gegane toestellen. Deze DC-3C’s kregen de registratie X-18 en X-19 en waren van de rest te onderscheiden door het ontbreken van de grote vrachtdeur in de romp.
In november 1962 werden alle toestellen verkocht aan Jones & Guerro te Manilla.
Gebruik bij Marine Luchtvaart Dienst:
Kort na beëindiging van d tweede wereldoorlog werden op een dump in manilla vijftien Dakota’s gekocht, die in Australië eerst groot onderhoud kregen. Ze werden voorzien van vlaggen en registratie Q-1 tot en met Q-15
Op 22 december 1945 vertrokken de Q-1, Q-2 en Q-3 naar Australië. De Q-1 ging echter bij een tussenlanding op Biak verloren. De rest van de toestellen werd in januari en februari overgevlogen.
Na het groot onderhoud werden de toestellen overgevlogen naar Indië en ingedeeld bij 321 squadron.
De registraties werden toen gewijzigd in W-2 tot en met W-15. Ter vervanging van de Q-1 werd een nieuw toestel aangeschaft, dat als W-16 in gebruik werd genomen. Aanvankelijk was de registratie letter W als zodanig aangebracht, maar al snel werd dit aangepast en aangebracht als 23.
De toestellen werden ingezet voor een uiteenlopend scala aan transporttaken, onder andere aanvoer van voorraden, repatriëring van ex-krijgsgevangenen, maar ook patrouilles.
De W-12 ging op 26 maart 1947 verloren door een noodlanding in de bush van Australië. Na de soevereiniteitsoverdracht in december 1949 werden de Dakota’s’ overgedragen aan de AURI (Angatan Udara Republik Indonesia).
Eind 1959, begin 1960 werden vier ex KLu Dakota’s aangeschaft ter vervanging van de versneld uitgefaseerde Martin Mariners. Dit in afwachting van de bestelde Lockheed Neptunes
In februari arriveerden de eerste twee toestellen met registraties 018 en 019 op Biak, in mei gevolgd door de andere twee, met registraties 078 en 079.
De toestellen werden gebruikt voor transport- en patrouillevluchten boven Nederlands Nieuw-Guinea. Op 1 januari 1961 verongelukte de 079 tijdens een nachtelijke oefening met fakkels.
Op 12 oktober 1961 waren voldoende Neptunes voorhanden en werden de Dakota’s weer overgedragen aan de KLu. De toestellen werden (met hun oorspronkelijke registraties) door de Klu ingedeeld bij 336 squadron dat op Biak werd gestationeerd.
Gebruik bij ML-KNIL:
56 stuks DT-937 t/m DT-992
(In Nederlands Indië werden van de civiele KLM Indische Luchtvaartmaatschappij (KNILM, die juli 1928 was opgericht) 2 DC-3-194B toestellen en van de KLM 3 DC-3's nog in begin 1942 gebruikt. Vanwege de Japanse aanval op Nederlands Indië begin 1942 weken eerder in februari 1942 twee kisten, de PK-ALT en PK-ALW, uit naar Australië. Ze werden door de Geallieerden ingezet voor diverse taken en gingen over naar de USAAF / Allied Directorate of Air Transport ADAT). (andere civiele DC-3's werden al eerder neergeschoten en ook diverse kisten nabij Broome, zie tabel).
Veel indisch militair personeel was vanwege de Japanse aanval uitgeweken naar Australië. Tussen november 1943 en februari 1944 werden een viertal nieuwe kisten afgeleverd in Australie (regi's DT-937 t/m DT-940) voor gebruik op routes in Australië. Later kwamen daar nog eens vier C-47A's (DT-941 t/m 944) en zes C-47B's toestellen (DT-945 t/m 950) bij. Ze werden gebruikt door het in Australië met de RAAF opgezette Netherlands East Indies (NEI) no. 1 NEI squadron te Melbourne en no.2 NEI squadron te Brisbane; later werd dit het no.1 NEI Transport Squadron en nog later na de capitulatie van Japan in augustus 1945 het no.19 NEI squadron onder de RAAF.
Na VJ-day, het einde van de oorlog augustus 1945, was voor heropbouw van de ML-KNIL in Indië additionele capaciteit nodig. Het was mogelijk 10 C-47 (ex USAAF) toestellen over te nemen (regi's DT-951 t/m DT-960) met 7 kisten in onderdelen. De toestellen werden gevlogen door no.19 squadron "Vliegtuig Transport Groep" op het militaire veld Tjililitan bij Batavia en later vanuit Kemajoran, het civiele veld van Batavia. Dit was nog niet afdoende en dus volgden vanaf begin 1946 nog eens diverse kisten.
De meeste toestellen kwamen in gebruik bij het NIGAT met een extra kist, de DT-992, als VIP kist. Behalve die van het NIGAT ("Netherlands Indies Government Air Transport"). De taken werden gescheiden: reguliere lijndiensten door no.19 en overig transport door no.20 squadron. Het no.19 squadron werd in april 1948 opgeheven en vervolgens gingen vele toestellen over het KLM bedrijf. Het no.20 squadron bleef doorvliegen voor militaire taken, o.a. vanaf Tjililitan.
Bij de onafhankelijkheid van Indonesië werden in 1950 zo'n 22 vliegtuigen overgedragen aan de Indonesische TNI AURI.
Gebruik bij 1316 Flight RAF.
DC-3 van de KLM
Fokker verwierf in 1933 de licentierechten voor de DC-2 en later ook van de DC-3.
Fokker verkocht uiteindelijk 39 DC-2’s en 65 DC-3’s in Europa en heeft geen enkel exemplaar gebouwd.
Hiervan waren 18 DC-2’s en 25 DC-3’s bestemd voor de KLM.
De KLM-DC-3 was uitgerust met Wright Cyclone stermotoren. Had een landingslicht in de neus en de passagiersdeur zat aan de rechterzijde van het toestel en een vrachtluik aan de linkerkant van het toestel.
De eerste arriveerde in oktober 1936, de PH-ALI “Ibis” . Als gauw traden wat problemen met de motoren aan het licht en augustus 1938 kwam een nieuw, verbeterd motortype, de Cyclone G-105, die krachtiger was.
In de loop van 1939 werden de Europese vluchten steeds meer ingeperkt. In de loop van 1940 werd dit steeds meer ingeperkt.
Met de inval in Nederland in mei 1940 kwam er een (voorlopig) einde aan de KLM activiteiten.
Bij het uitbreken van de oorlog waren van de oorspronkelijk 25 machines nog 21 stuks over.
Door de bombardementen in Nederland werden de PH-ALU, ARX, ASP, AST vernield. De PH-ALH, -ALV, ASK, - ASM en ASR werden door de Duitsers gevorderd en ingezet door de Luftwaffe en Lufthansa.
De PH-ALI ontkwam naar Engeland en werd ingezet als G-AGBB voor de BOAC; PH-ALR idem als G-AGBC; PH-ARB idem als G-AGBD; PH-ARW als G-AGBU; PH-ARZ als G-AGBE. De toestellen bleven wel eigendom van de KLM en werden ook gevlogen door KLM-personeel.
Begin 1944 werden drie Douglas C-47s geleverd, G-AGJR; G-AGJS en G-AGJT. Deze verschilden ten opzichte van de oudere KLM-machines door de motoren en door een astrodome .
1316 Flight.
Gedurende de tweede wereld oorlog werd de Metropolitan Communications Squadron opgericht.
De B-flight van dit transport squadron bestond uit veel Nederlands en ook wat Belgisch personeel en werd in juli 1944 een zelfstandige transporteenheid, no 1316 (Dutch) Communications Flight RAF.
Aanvankelijk was deze eenheid uitgerust met onder andere een viertal DeHavilland DH-89B Dominies, een Lockheed 12A en een Percival Proctor III, een Lockheed Hudson.
In november 1944 worden twee Dakota’s aan de inventaris toegevoegd, die worden gebruikt voor vervoer van onder andere levens middelen naar het inmiddels bevrijde Zuid-Nederland.
In juni 1945 worden een aantal KLM-Dakota’s en een DC-2 gecharterd en ingezet voor militaire luchttransporten.
De nood in Zuid-Nederland bleek echter mee te vallen. Het is dan ook niet duidelijk of de toestellen ook daadwerkelijk zijn ingezet.
In april 1945 werden zes Dakota’s ter beschikking gesteld in ingedeeld bij 1316 Flight, die toen opereerde vanaf Croydon.
In de winter van 1945/1946 werd de flight opgeheven en het materieel ging over naar de KLM.
De Douglas C-47 in de collectie van het NMM:
De "T-443" zoals getoond in het NMM in Soesterberg is niet origineel maar een ex-USAF C-47A c/n 20118 Het toestel is hier uitgevoerd in ML-KNIL kleuren en belettering ten tijde van de 2e Politionele actie voor de expositiedoeleinden.
Douglas C-47 Dakota.
Museum registratie: T-443 (uitvoering ML-KNIL 2e Politionele actie).
Constructie nummer 43-15652
Gebouwd: Douglas Aircraft co. Long Beach California, U.S.A.
Op 16 december 1982 afgeleverd aan het Militaire Luchtvaart Museum te Soesterberg. Het toestel was afkomstig van de Deense luchtmacht. Het werd in 3 uur en 11 minuten overgevlogen van de vliegbasis Vaerlose bij Kopenhagen. De captain was kapitein J. Poulsen. Er moest een voorzorgslanding gemaakt worden op het vliegveld Odense i.v.m. een hydraulisch lek. Op de 16e werd doorgevlogen en begeleid door twee Friendships geëscorteerd naar de Vliegbasis Soesterberg.
14-04-44 Afleverdatum.
23-04-44 Afleveringsvlucht naar Davis Monthan.
30-09-46 Naar 60 TCG Munich, Germany. Later gestationeerd op Kaufbeuren en Erding.
06-07-50 Overgedragen aan de Noorse Luchtmacht in ingedeeld bij 335 squadron op Gardermoen.
19-10-56 Overgedragen aan de Deense Luchtmacht en ingedeeld bij 721 squadron op Vaerlose.
Registratie K-688.
31-08-76 Tot 210976. Uitgeleend aan de Twickenham filmstudio's ten behoeve van de film "A bridge too far". Het toestel vloog met de volgende registraties: 315317/CL-8 en 315317/C3. De bemanning bestond uit: 1lt B.E Bareuther, 1lt N.J.H. Jensen en msgt O.M. Kolberg.
30-07-82 Afscheidsvlucht: Vaerlose, Vedbaek, Kastrup, Vaerlose. Crew: 1lt T.S. Moeller, Capt. J. Poulsen en msgt C.R. Jakobsen.
31-07-82 Uit dienst genomen en formeel overgedragen aan de USAF.
15-12-82 Aflevringsvlucht naar Nederland maar er moest een voorzorgslanding gemaakt worden op Beldringe (Odense) i.v.m. een hydraulische lekkage. Crew: capt. J Poulsen, Col. E.P. Schneider en msgt J.V. Nielsen.
16-12-82 Aankomst op de Vliegbasis Soesterberg en overgedragen aan het Militaire Luchtvaart Museum te Soesterberg.
1983 Overgespotein Nederlandse kleuren met de registratie ZU-5. Later opnieuw gespoten in Nieuw Guinea kleuren en voorzien van de registratie X-5.
04-10 Vervoerd naar Quaps op Schiphol. Toestel wordt overgespoten in de kleuren van het ML-KNIL en voorzien van de registratie T-443.
Technische specificaties:
Aantal 56 ML/KNIL
20 Klu
18 MLD
Bemanning 3 - 5
Passagiers 21
Lengte 19,63 m
Spanwijdte 28,90 m
Hoogte 5,20 m
Leeggewicht : 7697 kg (incl. motoren)
Motoren 2 x Pratt&Whitney R-1830-92
Gewicht motoren 2 x 575 kg
Max. snelheid 368 km/u
Kruissnelheid 296 km/u
Actie radius 2.400 km
Plafond 7.350 m
Bewapening geen