De Republic F-84G-21-RE 'Thunderjet' jachtbommenwerper Fiscal Year nr. 51-10806 met registratienummer K-171/ squadroncode DU-24
Jachtbommenwerper
Benaming: Republic F-84G Thunderjet jachtbommenwerperNederland ontving in totaal 186 Thunderjets. Hiervan waren er 20 van het type F-84E , de overige waren F-84G’s. Ze waren bestemd voor het Commando Tactische Luchtstrijdkrachten. De toestellen werden ingedeeld bij 311 t/m 316 squadron op de Vliegbases Eindhoven en Volkel. De toestellen werden in 1951 in gebruik genomen en hebben dienst gedaan tot 1956-1957. Ze werden vervangen door de Thunderstreak.
De Thunderjet met registratie K-171 en squadroncode DU24 werd op 7 april 1953 overgedragen aan de Koninklijke Luchtmacht en ingedeeld bij 315 squadron op de Vliegbasis Eindhoven. Het toestel heeft dienst gedaan tot 14 april 1958. Van 1964 tot 1969 heeft het toestel dienst gedaan als poortwachter op de Vliegbasis Gilze-Rijen. In de jaren 1976 en 1977 werd het compleet opgeknapt en maakt sinds die tijd deel uit van de collectie van het MLM en NMM
Ontwikkeling
De geschiedenis van de Thunderjet gaat terug naar de periode 1944/1945 toen de Republic Aviation Corp. in de Verenigde Staten besloot om, als opvolger van de P-47 'Thunderbolt', een geheel nieuw jachtvliegtuig te ontwerpen dat werd aangedreven door een straalmotor. Alhoewel de vliegtuigindustrie in Amerika al over het op de Duitsers buitgemaakte onderzoek naar pijlvleugels kon beschikken, maakte het prototype, nog uitgerust met recht-toe-recht-aan vleugels, eind februari 1946 de eerste proefvlucht. Tijdens de Korea-oorlog (1950-1953) werd de Thunderjet op grote schaal ingezet als jager/bommenwerper en als escortejager.
Na een aantal modificaties kwam Republic in 1949 met de F-84E, een toestel met een krachtiger motor en uitgerust met twee vleugeltiptanks voor extra brandstof. Inmiddels was Republic begonnen aan de ontwikkeling van de F-84F 'Thunderstreak' met pijlvleugel, maar liep daarbij ernstige vertraging op, terwijl de behoefte in Korea aan gevechtsvliegtuigen steeds groter werd. Besloten werd de F-84E uit te rusten met een nog krachtiger motor en geschikt te maken voor bijtanken in de lucht. Dit type werd aangeduid als F-84G en is daarna nog in grote aantallen geproduceerd.
De Thunderjet bij de Nederlandse Militaire Luchtvaart
In het kader van het Mutual Defense Assistance Program kreeg Nederland, net als de meeste andere NAVO-landen grote aantallen straaljagers van de Amerikanen. Al in maart 1951 werden vier, in kratten verpakte F-84E's Thunderjets, afgeleverd op de Vlb Volkel waar zij na assemblage door Amerikaanse jachtvliegers werden ingevlogen.
Op 28 juli 1951 droeg de opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten in Europa, Generaal Dwight D. Eisenhower, op het vliegveld Ypenburg de eerste voor de Nederlandse Luchtstrijdkrachten (LSK) bestemde tactische straaljager officieel over aan de toenmalige minister van oorlog en marine, ir. C. Staf. De toestellen waren bestemd voor de squadrons van het Commando Tactische Luchtstrijdkrachten (CTL) dat op dat moment in oprichting was. De meeste toestellen werden per schip in Rotterdam afgeleverd, maar een klein aantal werd door Amerikaanse vliegers via een zogenaamde 'High Flight' met een tussenstop in Kopenhagen naar Nederland overgevlogen.
Al in april 1956 kon, met de komst van de eerste RF-84F 'Thunderflash', een begin worden gemaakt met de vervanging van de F-84E, terwijl bij de overige tactische squadrons de F-84G in de periode 1956-1957 werd vervangen door de F-84F 'Thunderstreak'.
De laatste vlucht van een F-84G bij de KLu vond plaats op 23 augustus 1956.
Eenheden 306, 311, 312, 313, 314, 315 en 316 squadron
Aantal: 166
Taken
Jager/bommenwerper (F-84G) en fotoverkenning (F-84E)
Bijzonderheden
De F-84 was het eerste eenmotorige vliegtuig dat in staat was een tactisch nucleair wapen te vervoeren en af te werpen.
Voor het starten vanaf korte startbanen kon de Thunderjet worden uitgerust met twee zogenaamde JATO-bottles (Jet Assisted Take-off), die onder staart werden bevestigd en bij de start werden ingeschakeld. Na de start werden de bottles weer afgeworpen.
Het 313 squadron kreeg als taak de omscholing van in de VS opgeleide vliegers te verzorgen en werd daarom ook wel aangeduid als Jachtvliegschool II.
Van het type F-84E kwamen 21 toestellen in dienst bij de LSK. Deze vlogen eerst bij 311 squadron, maar vanaf oktober 1953 bij het 306 fotoverkenningssquadron. Op 6 mei 1954 vloog een F-84E van het 306 squadron de eerste fotomissie met camera's in een gemodificeerde linker-tiptank.
Met Thunderjets van 314 squadron werd het stuntteam 'The Red Noses' gevormd.
Het toestel in de collectie van het NMM
De F-84G Thunderjet met registratie K-171 (op de staart) werd op 17 april 1953 overgedragen aan de Koninklijke Luchtmacht en heeft dienst gedaan bij het 315 Squadron totdat het op 14 april 1958 uit dienst werd gesteld. Sinds 1981 maakt het toestel deel uit van de collectie van het MLM, thans NMM.
De squadroncode DU-24 op de neussectie is niet correct, omdat de letters DU waren toegewezen aan 312 Squadron. Tot het einde van de jaren '50 bleef de tweeletter squadroncode, een erfenis uit de Tweede Wereldoorlog, in gebruik maar daarna komt het aanbrengen van onderdeelsemblemen op vliegtuigen en vliegeroveralls in zwang.