Britse P.I.A.T. ( PIAT) granaatwerper, kaliber 88 mm, met draagriemen
granaatwerper
Te zien in het museum:M17.00.18O.03
P.I.A.T. staat voor Projector Infantry Anti Tank en was een éénmans granaatwerper op basis van een zogenaamd 'spilmortier'. Het wapen werd in 1941 ontwikkeld op basis van het spilmortier 'Blacker Bombard' van overste Stewart Blacker. Na modificatie door de majoor Millis Jefferis werd het wapen lichter en handzamer en heette aanvankelijk 'Jefferis Shoulder Gun'. Het Ordnance Department verwierp die naam en doopte het wapen P.I.A.T.. De werking was als volgt: nadat het wapen (met veel krachtsinspanning) was gespannen, kon een granaat worden geplaatst in het voorste (open) gedeelte van het wapen. Nadat aan de trekker was getrokken, sloeg de zeer sterke veer de spil in de granaatsteel. In die steel bevond zich een drijflading met slaghoedje en aan de voorzijde van de spil was een slagpinpunt aangebracht. De drijflading stuwde de granaat naar voren, waarbij de spil de eerste geleiding gaf. De antitankbrisantgranaat had staartvinnen voor verdere vluchtstabiliteit. Door de terugstoot werd de veer opnieuw gespannen en kon er onmiddelijk een nieuwe granaat worden geladen. Het wapen kan daardoor halfautomatisch worden genoemd. De dracht van de P.I.A.T. bedroeg ongeveer 320 meter, maar was tegen tanks effectief tot maximaal 100 meter. De aanvangssnelheid van het projectiel was 137 meter per seconde en de holle lading ervan kon circa 100 mm pantserstaal doorboren. Hoewel het wapen onhandig was en een sterke terugstoot had, waren er toch enige voordelen aan verbonden: er was geen vuurstraal aan de achterzijde, zoals bij de Duitse en Amerikaanse raketwerpers. Het wapen kon daardoor vanuit een kleine ruimte worden afgevuurd en er was geen positieverradende rookwolk aanwezig. Het heeft een belangrijke rol gespeeld tijdens de slag om Arnhem in 1944 en is tot in de jaren '50 ook bij de Koninklijke Landmacht in gebruik gebleven.