Portret van een kolonel artillerie zittend op een stoel met sabel - Cartes-de-visite gemaakt door Albert Greiner, te Amsterdam
carte-de-visite
Een zeldzaam fotografisch portret uit de 19e eeuwDe eerste fotografische variant op de carte-de-visite werd in 1854 gepatenteerd
door de Parijzenaar André-Adolphe Disdéri (1819-1889). De techniek bestond uit
het fotograferen van verschillende opnames in het gepatenteerde formaat op één
glasnegatief met een speciaal hiervoor gemaakte camera. In eerste instantie was dit
een camera voorzien van 4 of 6 korte objectieven met afneembare lenskap, die ieder
een deel van de plaat belichtten via inwendige afgesloten compartimenten. Met één
contactafdruk werden zo meerdere betaalbare kaarten gemaakt. Het grote publiek
maakte de volgende jaren kennis met deze kleine portretten doordat veel bekende
mensen zich zo lieten portretteren, foto’s die al snel wijdverspreid verkocht en verzameld
werden, vaak in speciale fotoalbums.
Als basishouding was Disdéri uitgegaan van een staande persoon, die hij ten voeten
uit vastlegde. Dit werd wereldwijd zo overgenomen. Laten kwamen daar de hoofd- en
busteportretten bij, alsook de zittende houding, vaak in halftotaal vastgelegd.
De geportretteerde moest, zeker in de beginperiode met minder gevoelige fotografische
emulsies en dus langere belichtingstijden, lang stilstaan of zitten. Dat werd vaak
vereenvoudigd door een element ter ondersteuning te bieden zoals een zuiltje of
neksteun. Waren in de beginperiode de achtergronden nog egaal, met hooguit één
steunelement, met de jaren verschenen steeds meer ‘props’ ter aankleding.
De foto’s werden doorgaans binnen vervaardigd in fotoateliers, met veel invallend
daglicht. De collectie van het Legermuseum bevat veel cartes de visite van artilleristen,
infanteristen en vooral dragonders, waarvan een belangrijk deel uit de jaren
zestig van de negentiende eeuw. Daaronder bevindt zich deze zeldzame carte-devisite,
die in tegenstelling tot de meeste buiten is genomen. Een luitenant-kolonel
der artillerie poseert op locatie bij een houwitser van 15 duim kort, een type geschut
zoals in gebruik bij de vestingartillerie. Met zijn rechterarm over het stuk geslagen
vindt hij steun voor het langdurige stilstaan, hetgeen noodzakelijk was voor de relatief
lange belichtingstijd. Hij draagt het zogenaamde kleine tenue, met de korte jas M1850
voorzien van kolonelsepauletten met bouillons, een sjako M1854 met overtrek van
wasdoek en een sabel M1852. Op zijn gezicht prijkt een ‘impériale’, een kort kinbaardje
met snor à la Napoleon III. Deze kwam rond 1850 in de mode tot na de val van Napoleon
III in 1870. Op zijn borst draagt de luitenant-kolonel twee onderscheidingen: de
bovenste betreft een Metalen Kruis, een Nederlandse onderscheiding voor hen die
in 1831 deel hadden genomen aan de Tiendaagse Veldtocht tegen België. Daaronder
‘het onderscheidingsteken voor langdurige dienst als officier’ in gespvorm (tot 1866).
Het Romeinse nummer in de krans met zwaarden is te klein om te kunnen ontcijferen.
De artillerist wordt als het ware omkaderd door de houwitser die diagonaal staat
opgesteld, waardoor de vorm van het stuk goed tot uiting komt en het geheel, gedomineerd
door het zware affuit en de grote raderen, een uitgebalanceerde compositie
vormt. Dat deze fotograaf een goed gevoel had voor compositie is geen toeval.
Jacobus van Koningsveld (1824-1866) doorliep vanaf 1840 de Amsterdamse academie
en werd portret- en genreschilder. In 1846 ging hij naar Parijs, waar hij in 1846-1847
samenwerkte met de beroemde Haagse School schilder Jozef Israëls. In 1848 kwam hij
weer naar Nederland, waar hij ondermeer historische stukken schilderde. Eind jaren
vijftig ging hij, net als veel vakgenoten, fotografie als nevenberoep uitoefenen. In 1859
vestigde hij zich als fotograaf aan de Frederikstraat 60 te Den Haag en hield zich steeds
minder met schilderen bezig. Zijn fotografisch studioportretten wijken gemiddeld
genomen niet af van wat zijn vakgenoten leverden, wel trad hij als één van de weinigen
buiten de gebruikelijke portretfotografie. Bekwaamde zijn voormalige kompaan
Israels zich vanaf 1856 al schilderend in het vissersgenre, zelf deed Van Koningsveld
dat vanaf 1864 fotografisch in Scheveningen. Naast strandtaferelen fotografeerde hij
daar visserstypen. Deze buitenportretten van vissers en vissersvrouwen in situ tonen in
hun weloverwogen compositie en sfeer een duidelijke overeenkomst met dit artillerieportret.
In de collectie van het Legermuseum bevinden zich nog enkele portretten
van zijn hand, waaronder eveneens een opmerkelijk zeldzaam buitenportret van een
kapitein der artillerie te paard in klein tenue. Ook hier is gekozen voor een stemmige
locatie, met een weloverwogen kadering door natuurlijke elementen en schaduw, en
opvallend mooi portretlicht.
Na zijn overlijden zette Van Koningsvelds echtgenote onder de naam Veuve J. van
Koningsveld (1828-1907) de fotozaak voort. Ook onder die firmanaam zijn diverse
fotografische werken in de collectie van het Legermuseum aanwezig.
Van dezelfde overste der Artillerie heeft het Legermuseum nog een carte-de-visite in
de collectie. In dit geval betreft het een zittend portret, gemaakt in de studio van de
Duitse fotograaf Albert Greiner(1833-1890), die vanaf 1862 gevestigd was in Amsterdam
en de meest productieve portretfotograaf was van zijn tijd. Helaas ontbreekt ook
op dit exemplaar de naam van de geportretteerde.
Mogelijk was deze overste commandant van het 1e Regiment Vestingartillerie, waarvan
de compagnieën waren verdeeld over langs de westkust gelegen steden, waaronder
Amsterdam en met Den Haag als één van de detacheringlocaties. Wellicht betreft
het luitenant-kolonel A.J.J. Dyckmeester (commandant 1862) of luitenant-kolonel
F.C.W. Moorrees (commandant 1864-1865).
A rare photographic portrait from the 19th century
The carte-de-visite is a patented photographic technique from 1954, which soon became
very popular worldwide. The persons being portrayed had to stand or sit still for a
relatively long time because of the lengthy exposure times required in those days, and
made use of supporting elements such as a small column or neckrest. Normally these
portraits were taken indoors in photography studios, using available daylight. This rare
portrait of a lieutenant-colonel of artillery, however, was taken outdoors by Jacobus
van Koningsveld (1824-1866), originally a portrait and genre painter who decided to
become a photographer in 1959. The composition with the fortress artillery piece is
balanced and well-conceived. Koningsveld was known for his outside photography,
mainly of fisherfolk. Another rare and well-composed example of his outside portraits,
with excellent use of light, shows a captain of artillery on his horse. Our collection also
contains another portrait of the same anonymous lieutenant-colonel, taken by another
photographer. Unfortunately this picture also doesn’t reveal his name.
Literatuur
- Rooseboom, H. De schaduw van de fotograaf, positie en status van een nieuw beroep, 1839-1889
(Leiden 2008)
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 86-89)