Geweerles
schilderij
De ironische voorstelling, daterend uit de roerige jaren 1960, is een afzetting tegen de orde en discipline die van dienstplichtigen afgestompte soldaten maakt; zij lijken eerder poppen dan mensen te zijn; de gefronste voorhoofden moeten gezien worden als het begin van alle denken. De schilder had in 1955/1956 de dienstplicht zelf aan den lijve ondervonden. Andere werken van hem zijn tegen militair geweld en wapengebruik gericht.'In tochtige vertrekken geeft men onderricht aan militairen. Krijgstucht wordt hen ingestampt, alsook onderdanigheid, de dienst der schildwacht, eerbewijzen. Wapens worden uit elkaar gehaald, bekeken, besproken. Ergens is geschal hoorbaar. Rekruten worden met trompetsignalen vertrouwd gemaakt. Men leert schieten. Jonge militairen richten hun geweren op een bordkartonnen schijf, waarin het hart de vorm van een blauwe piramide heeft. Midden onder de basis van de figuur richten ze, hun handen trillen, ze dralen te lang, voordat ze de trekker overhalen. Gewapend met pistolen lopen officieren rond. Onordelijkheid op het schietterrein kan met de dood worden bekocht. De manschappen zijn doof. Hun oren zijn met plastic dopjes dichtgeschroefd.' (uit: Jeroen Brouwers, De Toteltuin, p. 129/130)