Herinneringsdoek of batikdoek op het Mortierpeloton 7e Bataljon Garde Grenadiers
batikdoek
Militair-historische toelichtingNadat reeds vier bataljons Garde Grenadiers (3,4, 5 en 6) naar Indië waren gezonden, arriveerde het 7e Bataljon als laatste infanteriebataljon in augustus 1949 op Java. Het bestond uit dienstplichtigen uit de lichting 1949-1. Na de oprichting kreeg het bataljon het tactische nummer 431 Bataljon Infanterie (43e Zelfstandige Infanterie (H) Brigade, 1e Bataljon). Het bataljon dekte als het ware de terugtocht van andere eenheden en verbleef daartoe in de op de doek vermelde plaatsen. Het tijdstip van repatriëring vormde voor de militairen lange tijd een vraagteken gezien de afbeelding van het schip op de doek. Begin december 1950 vertrok het eerste deel huiswaarts, in februari 1951 volgde de rest.
Stijl- en afbeeldingsbeschrijving
Doek ruitvormig te bezien, omkaderd met een rode, een witte en een blauwe band. De basis- (achtergrond) kleur is zwart met veel tekeningen en symboliek. De afbeelding van de zwetende militair en boot zijn overgenomen uit het tijdschrift 'Wapenbroeders'. Eén van de twee wajangfiguren is Utara (Untara), zoon van koning Matswa-pati.
De fijn gebatikte pauw is een deel van het merak ngibingmotief (dansende-pauw motief). Verder zijn afgebeeld: twee paar gekruiste goloks (inlandse hakmessen), twee bezems en een verfpot, een patrouille en een op wacht staande militair. Onder de afbeelding van het eiland Java zijn verschillende onderdeelsemblemen van het 431e Bataljon Infanterie zichtbaar. Van links naar rechts het embleem van het Territoriaal (tevens troepen) commando West-Java, het gecombineerde embleem van het Garderegiment Grenadiers en Garderegiment Jagers, en dat van de H-Brigade.
UIt: Soldatensouveniers in batik 1945-1950, Catalogusnummer 37