dolk waarvan de greepplaten ontbreken
dolk
Brede platte angel (greepplaten ontbreken), zeer licht taps naar boven wijder wordend. Met in het verticale deel 7 doorboringen voor de klinknagels van de greepplaten (2 naast elkaar bovenaan, de rest verticaal daaronder) die op onregelmatige afstand van elkaar liggen; voorts is er nog een achtste doorboring in de boven de snede gelegen klingschouder. Aan de buitenzijde een rechthoekig stootplaatje, waarvan de klinknagel aan de draagzijde te voorschijn komt.De kling heeft een spits-driehoekig profiel met een zeer gering bol verlopende snede en klingrug en is éénsnijdend en met een platte rug tot aan de punt.
Hauswehre, “huisweren”, wat zoiets betekent als “wapens van huis en haard”, worden o.a. behandeld door: Müller & Kölling, Europäische Hieb- und Stichwaffen (1984), p. 63, 233, 384-5; Seitz, Blankwaffen I (1965), p. 217-220, afb.129 nr. 29-30; hij beschouwt ze als vijftiende-eeuws; Seifert, Der Hirschfänger (1973), p. 33-39. Seifert bespreekt o.a. het schilderij van Brueghel (ca.1520-1569), ‘Boerendans’ waarop twee huisweren duidelijk zijn afgebeeld. Zie verder een hele serie huisweren of Rugger in Zürich besproken door Schneider & Stüber, Waffen im Schweizerischen Landesmuseum: Griffwaffen I (1980), p. 266-284, Cat. 554-698. Zie de bibliografie voor de volledige vermeldingen.
Lengte totaal: 463 mm / Lengte kling: 352 mm / Grootste breedte kling: 48 mm
Literatuur: Müller & Kölling (1984); Seitz (1965); Seifert (1973); Schneider & Stüber (1980)
Geen oude inv.nrs.
Herkomst: aankoop in de antiekhandel 2003
Hauswehr, 1450-1500
Inv.no. 019245
Wide flat tang (grip scales are missing), very slightly increasing in width towards the top. The vertical part is pierced with 7 holes for the rivets of the grip scales (at the top two in a horizontal pair; the rest vertically underneath) at irregular distances; an eighth piercing is to be found in the blade shoulder over the edge. The obverse of the hilt has a rectangular guard the affixing rivet of which emerges from the reverse.
The blade has a pointed-triangular profile with a very slightly convex edge and back to the blade and it is single-edged and with a flat back until the point.
The Hauswehr, German for what literally means ‘home defence’, is dealt with by Müller & Kölling, Europäische Hieb- und Stichwaffen (1984), p. 63, 233, 384-5; Seitz, Blankwaffen I (1965), p. 217-220, fig.129 No. 29-30; he considers them to be from the 15th century; Seifert, Der Hirschfänger (1973), p. 33-39, discusses amongst other pictorial sources the painting by Brueghel (c.1520-1569), “Farmers’ Dance” in which two Hauswehre are depicted very clearly. Cf. further the whole series of Hauswehre or Rugger dealt with by Schneider & Stüber, Waffen im Schweizerischen Landesmuseum: Griffwaffen I (1980), p. 266-284, Cat. 554-698. Cf. the bibliography for the correct title descriptions.
Total length: 463 mm / Blade length: 352 mm / Greatest width of blade: 48 mm
References: Müller & Kölling (1984); Seitz (1965); Seifert (1977); Schneider & Stüber (1980)
No former Inv.no.
Provenance: Purchase in the antique trade 2003