Nederlandse militaire lontslotroer of petronel, 1550-1600
lontslotgeweer
Te zien in het museum:M.08.01.39L.04
Tekst uit tentoonstellingscatalogus bij de gelijknamige tentoonstelling "Willem" april - oktober 2018, tevens tentoonstellingstekst "Willem" subthema 4.1.59In het begin van de Nederlandse Opstand bestond een groot deel van het opstandelingenleger uit voetsoldaten met vuurwapens.
Bij de vuurwapens kon worden gekozen uit het korte roer of het langere musket. Rond 1570 kostte een roer met kruitfles vier gulden en tien stuivers, terwijl voor een musket met kruitfles maar liefst tien gulden betaald moest worden. Daarentegen was het musket wel effectiever op de langere afstand. De petronel zat qua lengte tussen een roer en een musket in. Een petronel is herkenbaar aan de typische, naar beneden gebogen kolf.