Bruin leren helm met klep, nekflap en oorflappen, gedragen door de eerste Nederlandse tankbestuurder G.F.J. Haaze
helm
‘Hij moet ondersteboven’ Proefwagen Char Leger Mitrailleuse Renault FT, de eerste Nederlandse tank‘Is aan het eigen gebruik van vechtwagens door ons vooreerst niet te denken en is
dit ook niet bepaald noodzakelijk, zoo moeten wij toch terdege bedacht zijn op de
afweermiddelen.’
Het Nederlandse leger zag tot kort voor de 2e Wereldoorlog geen aanleiding om
vechtwagens aan te schaffen voor de landsverdediging. De mogelijkheden van dit
gedurende de 1e Wereldoorlog ontwikkelde nieuwe wapen werden echter wel onderkend,
vooral in de aanval. Om beter bekend te raken met de mogelijkheden en bestrijding
van vechtwagens werd in 1927 een Renault FT aangeschaft. Dit uit 1917 daterende
wapen kan gezien worden als de moeder van de tanks zoals wij die vandaag de
dag nog steeds kennen. Het was het eerste tankontwerp met de bewapening in een
360 graden draaibare gepantserde koepel bovenop. Een speciaal ingestelde ‘Commissie
Vechtwagen’ demonstreerde de Renault in het hele land en deed er proeven mee
in het kader van de bestrijding. De vechtwagen werd ondergebracht en onderhouden
bij de Schoolcompagnie van de Motordienst op de Ripperda kazerne te Haarlem en
kreeg een vaste bemanning die bestond uit chauffeur sergeant G.F.J. Haaze, klein van
stuk, en als schutter de korporaal Molenaar, een boomlange militair die door Haaze al
snel Kuchmolen werd genoemd vanwege de hoeveelheid brood die hij kon verorberen.
‘Beproevingen zijn bijna alle in of nabij garnizoenen gehouden, zodat zij door den
troep bijgewoond konden worden’. Garnizoenen werden uitgedaagd hindernissen aan
te leggen en in het gehele land werd de ‘aanval’ getest op zeer diverse terreinsoorten.
Feitelijk bleek dat alleen zeer drassige of geïnundeerde polderterreinen moeilijkheden
konden veroorzaken, zeker als die doorkruist werden door sloten. Wel besefte men
zich dat het een verouderd type vechtwagen betrof, die mogelijk overtroffen zou worden
door modernere versies. De tank demonstreerde het eenvoudig overschrijden van
schuilplaatsen en mitrailleuropstellingen en ondervond nauwelijks hinder van versperringen:
‘Allerwege is duidelijk gebleken, dat het vermogen van den vechtwagen
tegenover hindernissen daadwerkelijk verbluffend is.’ Schietproeven toonden aan dat
nauwkeurig vuur afgeven vanuit de rijdende tank vrijwel onmogelijk bleek, met veel
hinder van gasontwikkeling en hulzen. Vuren op de tank toonde aan dat met treffers
bij de kijksleuven kogelsplinters eenvoudig naar binnen konden dringen. ‘Infanterie niet
geheel weerloos’, werd geconcludeerd.
Pas in november 1939 werd de tank weer in ‘actieve dienst’ geroepen: ditmaal om aan
te tonen dat geïnundeerde gebieden afdoende bescherming zouden bieden tegen
optreden van vechtwagens. In de Peel moest sergeant der 1e klasse Haaze een demonstratie
gegeven voor commandant veldleger luitenant-generaal J.J.G. baron van Voorst
tot Voorst en zijn staf. De generaal veranderde eigenhandig de met stokken afgezette
route voor het voertuig, maar tegen zijn verwachtingen in wist Haaze de FT er toch
doorheen te krijgen.
In het verdronken Asgatterbos bij Amersfoort herhaalde het spel zich, nu onder toeziend
oog van binnen- en buitenlandse pers, waarin de Renault ten onder moest gaan.
Alleen het weer omhoog rijden uit sloten bleek een probleem, omdat het motorcompartiment
dan volliep. ‘De generaal zei letterlijk tegen me: Hij moét ondersteboven’, zo
wist adjudant Haaze zich later te herinneren. Door een sloot onnodig schuin te nemen
voldeed Haaze aan de hem opgelegde opdracht: de Renault zonk weg en de ‘onneem-
baarheid’ van de waterlinie leek aangetoond. In januari 1940 tot slot bevestigde de
tank dat ook met ijsvorming de waterlinies voor tanks niet onneembaar waren.
De Renault FT in het Legermuseum is door adjudant b.d. Haaze geduid als ‘zijn’ tank,
met de specifieke deukjes die hij als geen ander kende: ‘Ik herken hem aan die deuken
bij de kijkspleten.’ Fotovergelijking maakt deze bewering echter twijfelachtig. Details
wijzen erop dat het een andere tank zou kunnen zijn. Mogelijk is de FT een voormalige
Duitse Beutepanzer, waarvan er in Nederland 25 ingedeeld zijn geweest als Panzerspahwagen
17/18 (f ) bij het Luftgaukommando Holland, Duitse vliegveldbewaking. De
helm die Haaze als tankbestuurder droeg kon in 2005 dankzij de Stichting Vrienden
van het Legermuseum aan de collectie worden toegevoegd (inv.nr. 124889).
‘It must topple’ The Renault FT, the first Dutch tank
Before World War II, the Dutch Army saw no reason to introduce tanks as weapons of
defence. They did, however, recognise the tank’s attacking strength, so it was decided
to buy one in 1927 to see what capabilities it had and to learn to defend against such
weapons. With a crew of two, the little Renault FT toured the country, to give soldiers
the opportunity to get acquainted with this phenomenon. Tests showed that most
obstacles were incapable of stopping the FT, of which the staff realised it was in fact an
outdated system already. In 1939, the land forces recommissioned the FT, in order to
demonstrate that inundations would prove an effective defence against tanks. Instead,
the little Renault proved unstoppable. After a general emphatically commanded to
topple the tank during a press demonstration, the chauffeur did so by driving it at an
irresponsible angle through a ditch.
Bronnen
- Legermuseum inv.nr. 00058293, MVO 2853-B16, Rapport aan Z.E. den Minister van Defensie,
ingevolge schrijven D.v.O. d.d. 18 januari 1927, IIe afd. Nr. 39 / rapport Commissie Vechtwagen,
Den Haag 1928
Literatuur
- ‘Laat ‘m maar kantelen’ zei de generaal’, het raadsel van de Renault-tank(s)’, in: Legerkoerier
februari (1975)
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 72-75)