Klotendolk met driekantige kling en getorste greep, 1450-1499
dolk
Smalle greep van wortelnotenhout. De bovenste helft cilindrisch van doorsnede en met steile spiraalvormige groeven, de onderste helft van ovale doorsnede en glad behalve een verticale groef in het midden op buiten- en draagzijde. De onderste helft loopt naar beneden toe iets breder uit en eindigt in twee bolvormige uitsteeksels van gedegenereerde vorm (d.w.z. onrond en afgeplat). Bovenop de greep een klein dik ijzeren klinkplaatje, in het midden waarvan de (niet geklonken) punt van de klingangel te voorschijn komt. Onder de greep zit een dikke ijzeren stootplaat, overdwars gezien rechtlopend, waarvan in de zijkanten vlakjes zijn gevijld en die op elk van de twee uiteinden een naar onderen hangend uitsteeksel heeft.Kling van ijzer en driehoekig van doorsnede, de rug iets smaller dan de twee aansluitende vlakken en plat. De twee klingvlakken zijn hol.
Een recht stootplaatje komt zelden voor op klootdolken, doorgaans zijn ze overdwars gebogen. Voor de puntige afhangende uitsteeksels onder de pareerplaat, zie de inleiding bij dit hoofdstuk. Pantsersteekkling. Voor qua greep vergelijkbare exemplaren zie Ullmann (1961 II), fig. 51, 52 (zie bibliografie).
Lengte totaal: 404 mm / Lengte kling: 278 mm / Grootste breedte kling: 15 mm
Oude inv.nrs.: 4251/Ei-110
Verworven in 1967, aard der verwerving onbekend
Ballock dagger, 1450-1500
Inv.no. 011120
With narrow grip of burr walnut. The upper half of the grip is of cylindrical section and with steep spirally-wound grooves, the lower half is of oval section and has a smooth surface except for a vertical groove in the centre on the obverse and the reverse. The lower half of the grip slightly increases in width towards the bottom and terminates in two bulbous protrusions of degenerated appearance (i.e. not round but rather flattened). On top of the grip is a small, thick iron washer from the centre of which emerges the (unrivetted) point of the blade tang. Underneath the grip is a thick iron guard plate, straight when seen from the obverse or reverse, in the sides of which flat small areas have been filed and which has a downward-pointing extension on each of the two extremities.
Blade of iron and triangular in section, the back being somewhat narrower than the two adjacent blade faces and flat. The faces are concave.
A straight guard-plate occurs rarely on ballock daggers, mostly they are curved. Cf. the introduction to this chapter for some remarks about the downward-pointed extensions underneath the guard-plate. Armour-piercing blade. For examples with comparable grips, cf. Ullmann (1961 II) fig.51, 52 (see bibliography).
Overall: 404 mm / Blade length: 278 mm / Greatest width of blade: 15 mm
Former Inv.nos. 4251/Ei-110
Acquired in 1967, nature of acquisition unknown