Rapier met schelpvormige stootplaten, 1600-1625
rapier
Rapier met schelpvormige stootplaten en naar beneden buigende achterpareerstang 1620-1630.Gevest: symmetrisch vooraanzicht en van ijzer. Naar beneden buigende achterpareerstang met verdikt einde (zeshoekig in doorsnede). Pareerstang gaat bij de voorzijde over in een D-vormige verankerde vuistbeugel met verdikking in het midden. Vuistbeugel splitst aan de buitenzijde in een S-vormige zijbeugel met verdikking in het midden. Draag- en buitenzijde bevatten elk een schelpvormige ajourgewerkte stootplaat met cirkelvormige gaten. Stootplaten zijn gelast in twee pareerbeugels. Aan beide zijden een puntig pareerblok met zeven verticale groeven. Ovaalcilindrische greepknop met verticale groeven en schijfvormige kop met geklonken klingangel. Greepkern van hout (rechthoekig in doorsnede, met aan voor- en achterzijde een verticale groef en aan draag- en buitenzijde vijf diagonale groeven) met greepwikkeling van gevlochten ijzerdraad en onder en boven een Turkse knoop.
Kling: recht, tweesnijdend, middengraat, geul op het sterk. Op buitenzijde in de geul de inscriptie: "VITTVTI" (virtuti=moed) keerzijde "FO?TUNA" (fortuna= fortijn).
Datering is gebaseerd op pommelnummer 32 uit Norman (1570-1625). De twee geperforeerde stootplaten komen in de jaren '20 in de mode. Hierdoor is gekozen voor een datering van 1620-1630.