Rapier, Italië, 1600-1630
rapier
Rapier, 1600-1630Totale lengte 1199 mm / klinglengte 1032 mm / klingbreedte 25 mm
Gevest: ijzeren beugels die zeskantig van doorsnede zijn.
Buitenzijde: rechte pareerstang die naar uiteinden toe enigszin zwellen. Uit de wortel van de pareerstang onspringen pareerbeugels en een vuistbeugel die bij de knop eindigt in een gesloten, doorboord voluut. Drie zijringen inclusief de klingbeugel met ieder een centrale zwelling ontspringen uit de pareerbeugels, de bovenste twee onderaan iets verwijderd van het uiteinden van de klingbeugel. De onderste zijring is tevens klingbeugel, die horizontaal staat en gevuld is met een ajour bewerkt plaatje. In het midden van de bovenste zijring ontspringt een verbindingsbeugel die zich verliest in het midden van de vuistbeugel juist onder de zwelling.
Norman & Barne (1980), hilt 61, waarschijnlijk 1600-1640
Draagzijde: Zijring waarvan de uiteinden ontspringen op enige afstand van de onderkant van de pareerbeugels. Dwars op de onderuiteinden van de pareerbeugels ontspringen eveneens twee zijbeugels die aanvankelijk parallel lopen om vervolgens van elkaar weg te buigen buigen en zich boven in de zijring verliezen. Midden bovenaan de zijring ontspringt een verbindingsbeugel die overgaat in het midden van de vuistbeugel juist onder de zwelling.
Knop: Cirkelvormig (bovenaanzicht). Eivormig met veelkantige longitudinale vlakken. Geprofileeerde angelknop en knophals, beide veelkantig en de laatste met rondom ingevijlde groeven en suite met de aanzetten op het pareerblok van de pareestang.
Norman & Barne (1980), pommel 29, ca 1550-1640.
Greep: achtkantige huls gewikkeld met twee tegengesteld getorste draden. Uiteinden met Turkse knopen.
Het pareerblok is puntig van onderen en heeft een geprofileerde verticale baan over het midden. De aanzetten van de pareerstang bestaan uit een dubbele ingevijlde groef en suite met knophals.
Kling: tweesnijdend en zesvlakkig van doorsnede. Vanaf het ricasso op het bovenste derde gedeelte een centrale geul die geflankeerd wordt door een lijn. De vlakken van het ricasso zijn enigszins hol en met een paralelle lijn langs de verticale randen geëtst. Tussenstuk met afwijkend patine tussen de 31 en 40 cm gemeten vanaf het pareerblok.
Merken en inscripties: buitenzijde ricasso lezend naar het gevest: PICININO en (witmerk) roos in kroon. In de geul (buitenzijde) SH(?)ONSONSO. Draagzijde ricasso lezend naar het gevest ANTONIO en beschreven witmerk. In de geul (draagzijde) te lezen naar de punt toe: SH(?)OBSNOSO.
Antonio Piccinio was als zwaardsmid in Milaan actief. De extra witmerken zouden kunnen wijzen op het feit dat dit exemplaar daadwerkelijk uit de werkplaats van deze bekende zwaardmaker afkomstig is.
Opmerkingen: De datering is gebaseerd op Normans opmerkingen over het uiteinde van de vuistbeugel [Norman, 52]. Opmerkelijk is voorts dat de inrichting van het gevest aan de draagzijde niet is terug te vinden in Normans inner guard-typologie.
Vergelijk Wallace collectie, Armi bianchi Boccia.