Rapier met komgevest, 1650-1700
rapier
Rapier met komgevestTotale lengte: 1193 mm, bladlengte: 1022 mm, bladbreedte: 19 mm
Frontaal symmetrisch gevest bestaande uit ronde beugels die eindigen in geprofileerde uiteinden met afgeplatte kegelvormige eindknopjes. Komvormige stootplaat. De armen van de rechte pareerstang zijn geïntegreerd in de kom. Het pareerblok is bol en heeft langwerpige, driehoekige zijstangen. Géén pareerbeugels. De kom is geciselleerd met drie horizontale banen rondom: twee ajour bewerkte banen bestaande uit bladranken en bloemkelken met elk aan weerszijden een smalle baan met verticale arcering. Tussen de ajour bewerkte banen een gladde baan rondom.
Vgl: Norman & Barne (1980), hilt 101 (1650-1700).
Knop: Vijgvormig in zij aanzicht, cirkelvormig in bovenaanzicht. Rondom bladranken en bloemkelken in laag reliëf. Afgeplatte, prominente angelknop. Ingesnoerde knophals met afgeronde basis.
Vgl: Norman & Barne (1980), pommel 66 (1630-1700).
Greep: Spoelvormig in zijaanzicht, ovaal in bovenaanzicht. Wikkeling bestaande uit nauw aaneengesloten, kepervormig gerangschikte ijzerdraden. Boven en onder afgezet met gladde greepringen. Over de lengte op de voor- en achterzijde en op de draag- en buitenzijde een centrale ijzeren stangvormige strook, halfverzonken in een verticale groef.
Kling: Ruitvormig van doorsnede tot aan de lancetvormige punt. Ricasso met langs de randen lopende, geëtste lijn en op draag- en buitenzijde een gestempeld witmerk, deels onder de zijstang: een met grafelijke kroon bekroond schild gechargeerd met een omgekeerde S.