Rapier met komgevest, 1650-1675
rapier
Rapier met komgevest, 1650-1675Totale lengte 1265 mm / Kling lengte 1089 mm / Kling breedte 16 mm
Gevest bestaande uit ijzeren beugels die rond van doorsnede zijn, alsmede uit twee bolle ajour bewerkte platen. De vuistbeugel heeft een geprofileerde knop in het midden en een op het uiteinde. Hij vloeit samen met de wortel van de voorste pareerstang. Uit de vuistbeugel ontspringt aan de buitenzijde een zwak s-vormig gebogen verbindingsbeugel die aansluit op de rand van de lob van de buitenste stootplaat. Zeer lange rechte pareerstang met uiteinden en suite met de vuistbeugel. Ook uit de achterpareerstang ontspringt aan de buitenzijde een verbindingsbeugel die aansluit op de rand van de buitenste stootplaat. Het pareerblok heeft zijstangen in de vorm van een lelie. De wortels van de armen van de pareerstang hebben ingevijlde geprofileerde randen. De pareerbeugels eindigen onderaan in een gestrieerd middenstuk dat de lobben van beide stootplaten verbindt. Twee schroeven aan weerszijden van de kling bevestigen zowel gevestkom als de binnenin liggende zogenaamde guardapolvo. [verklaring, zie Norman] Uit het middenstuk ontspringen vijf concentrische, naar boven toe steeds groter wordende lussen. De bovenste lus is aan weerszijden met een plat lusbeugeltje verbonden met de rand van de stootplaten.
Over het gehele oppervlak ajour bewerkte stootplaten met ranken, lofwerk, bloemen, dieren en op de buitenzijde centraal een zittende putto.
Vgl: Norman & Barne (1980), hilt 83 (1625-1700)
Paddestoelvormige knop met afgeplatte bovenkant. De knop is versierd en suite met de stootplaten. Smalle hals op brede basis. Afgeronde angelknop.
Vgl: Norman & Barne (1980), pommel 66 (1630-1700)
Greep enigszins flesvormig en nauw omwikkeld met twee soorten draden: een spiraalomwoelde draad, afgewisseld met een stel tegengesteld-getorste draden. Alles ijzer. De greep wordt boven en onder afgezet met brede Turkse knopen bestaande uit fijn omwoeld ijzerdraad.
Kling: De kling is ruitvormig van doorsnede tot aan de punt. Op het bovenste achtste deel een diepe geul aan weerszijden. In deze geul op beide zijden gebeiteld: x I N x S O L I N G I N x. Direct vóór het begin van de geul een klein zwartmerk van een rijksappel. Op het ricasso is op beide zijden een witmerk.