Rapier, 1590-1610
rapier
Rapier, 1590-1610Totale lengte 1215 mm / Kling lengte 1068 mm / klingbreedte 22 mm
Gevest: bestaande uit platovalen beugels. Vuistbeugel die overgaat in achterpareerstang, elk met schijfvormige eindknoppen. Onder het midden van de vuistbeugel ontspringt een zijbeugel die met een ruime bocht onder aan de achterpareerbeugel aansluit. De pareerbrug heeft in het midden onderaan een puntig zijschild, aan weerszijden geflankeerd door een stel pareerbeugels die uit de wortel van de stang ontspringen. Onderuiteinden van de pareerbeugels zijn verbonden door een klingbeugel, die gevuld is met een ajour bewerkt (drie naast elkaar gelegen ruiten omgeven door cirkelvormige gaatjes) gebombeerd stootplaatje, dat is vastgesoldeerd aan de klingbeugel.
Vgl: Norman & Barne (1980) Hilt 52, ca 1550 of eerder tot ca 1645.
Draagzijde gevest: onder het midden van de vuistbeugel ontspringt een zijbeugel van ronde doorsnede (en dunner dan de beugel aan de buitenzijde), die in een ruime bocht samenvloeit op het midden van de achterpareerbeugel. Ongeveer uit het midden van het horizontale deel twee vertakkingen naar de uiteinden van de pareerbeugels.
Vgl: Norman & Barne (1980), Inner guard 30. (In combinatie met Hilt 52 vooral voorkomend tussen 1590 en 1610.)
Knop: in zijaanzicht een afgeknotte kegel waarvan de verticale kan rondom enigszins bol loopt. Graat aan de voor- en achterzijde wordt gemarkeerd door een groef. In bovenaanzicht puntig ovaal. Angelknop en knophals.
Vgl: Norman & Barne (1980), pommel 32, ca 1570-1625.
Greep: wikkeling bestaande uit koperdraad: kepervormig, afgewisseld door gedraaid koperdraad. Twee smalle Turkse knopen aan de uiteinden.
Kling: Ricasso rechthokig met uitgeholde vlakken op de draag- en buitenzijde. Aanvankelijk zesvlakkig tot aan kwart van de lengte met geul op het middenvlak. Daarna ruitvormig. Onleesbare inscriptie in geul. Onder de geul op de draag- en buitenzijde: gebeiteld anker.
Opmerkingen: kennelijke bodemvondst, gladgeschuurd. Greepwikkeling is restauratie.