Houten handgranaatwerper voor schokhandgranaten
handgranaatwerper
Te zien in het museum:M16.00.38S.04
Hoewel de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) een oorlog was van technologische vooruitgang met de introductie van gevechtsvliegtuigen, vlammenwerpers, en snelvurende mitrailleurs, was er ook een andere kant van de medaille die een stuk primitiever was. Tijdens de strijd in de loopgraven zaten de troepen ingegraven tegenover elkaar en werd in de praktijk vaak teruggegrepen op ouderwetse wapens zoals dolken, messen en pioniersschoppen. Men zegt wel eens dat de pioniersschop het meest gebruikte wapen van de infanterist in deze oorlog was.Ook de ontwikkeling van de handgranaat maakte een vlucht door in deze periode. Het bleek een ideaal wapen om de dichterbij komende vijand mee uit te schakelen. Nadeel van handgranaten is echter dat de reikwijdte afhankelijk is van de spierkracht van de werper. Om deze dracht te vergroten werd in de praktijk een apparaat bedacht dat teruggreep op middeleeuws wapentuig, zoals katapulten en werpmachines (“blijdes”). Dergelijke apparaten werden door de vechtende troepen aan het front bedacht en ontwikkeld. Ook het Nederlandse leger hield alle ontwikkelingen nauwkeurig bij, zodat zij bij de tijd bleven. Zo werd de handgranaatwerper ontwikkeld aan de hand van buitenlandse voorbeelden die in de oorlog effectief leken.
De handgranaatwerper is een houten apparaat dat een balk omhoog laat schieten met behulp van zware ijzeren spiraalveren die onder spanning worden gebracht. Door op deze balk een handgranaat te plaatsen, konden deze tot afstanden van 100 meter worden verschoten. Om het apparaat te bedienen waren drie manschappen nodig: aan weerszijden van de werper een die hun voet erop zetten zodat het gevaarte stabiel op de grond bleef, en een derde persoon die de handgranaat erop legde. De reikwijdte werd gevarieerd door de granaat verder of minder ver op de balk te leggen. De handgranaat die op de werper werd gelegd was een zogenaamde schokhandgranaat. Deze schokhandgranaat werd tijdens de vlucht gestabiliseerd door een staart van hennep aan de achterzijde. Aan de voorzijde zat een messing dop. Als deze werd ingedrukt ontplofte de granaat direct. Een van de grootste nadelen van de werpmachine was dat als de handgranaat per ongeluk van de balk viel, deze ook direct kon exploderen. Een groot veiligheidsrisico dus. Daarnaast was het nadeel van de schokhandgranaat, dat deze niet ontplofte als die op een zachte ondergrond zoals modder terecht kwam. De handgranaat kon dan eventueel worden teruggeworpen… De handgranaatwerper is een mooi voorbeeld van een primitief strijdmiddel in een moderne oorlog. De gevaarlijke schokhandgranaten met de bijbehorende granaatwerper zouden snel na 1918 uit de bewapening verdwijnen. Er zijn nog twee Nederlandse handgranaatwerpers overgebleven. Beiden in de collectie van het NMM.