Rapier, 1600-1630
rapier
Rapier, 1600-1630Totale lengte 1222 mm / lengte kling 1061 mm / breddte kling 27 mm
Gevest van ijzeren beugels die driehoekig van doorsnede zijn, behalve de achterpareerstang die vierkant van doorsnede is en de beugels op de draagzijde die rond van doorsnede zijn. De achtepareerstang buigt in een flauwe bocht naar de buitenzijde en heeft een pitvormig uiteinde. Het bovenuiteinde van de vuistbeugel buigt iets weg van de gevestknop. Uit de vuist beugel ontspringen, achtereenvolgens onder elkaar, twee diagonale zijbeugels. De bovenste maakt een ruime bocht om in de richting van de greep samen te vloeien met de achterpareerstang. De onderste zijbeugel maakt eenzelfde bocht en vloeit net iets onder het midden samen met achterste pareerbeugel. Vanuit de gemeeschappelijke wortel van de voorste pareerbeugel en de vuistbeugel loopt, opnieuw in een ruime bocht en min of meer parallel aan voornoemde zijbeugels, nog een derde zijbeugel die eveneens samenvloeit met de achterste pareerbeugel. Horizontale klingbeugel. Horizontaal rechthoekig pareerblok met een punt naar beneden.
Vgl: Norman & Barne (1980), Hilt 74 (als variatie) (1550-1620)
Draagzijde van het gevest bestaat uit twee zijbeugels: de bovenste ontspringt iets onder het bovenuiteinde en zet zich op de achterste pareerbeugel vast. De onderste ontspringt ter hoogte van het midden van de vuistbeugel verliest zich vervolgens in de bovenste zijbeugel om zich uiteindelijk vast te zetten op een zijbeugel. Laatstgenoemde zijbeugel ontspringt uit de wortel van de vuistbeugel, maakt een ruime bocht en eindigt op het onderuiteinde van de achterste pareerbeugel. Tussen deze zijbeugel en het onderuiteinde van de voorste pareerstang zit een verbindingsbeugel.
Vgl: Norman & Barne (1980), inner guard 28 (1580-1630)
Greep versmalt zich iets naar boven en is ovaal van doorsnede. Steil diagonale groeven en dikke ribbels rondom. De wikkeling (alles ijzer) bestaat uit kepervormig getorste drade. Onder en boven afgezet met smalle turkse knopen.
De knop is uivormig met boven een uitstulping rondom een afgeplatte bovenkant, die als angelknop dienst doet. In boevenaanzicht is de knop en zesvlakkig in doorsnede. Geprofileerde knophals.
Vgl: Norman & Barne (1980), pommel 20 (1630-1660)
Kling: Zeskantig in doorsnede tot aan de punt. Rechthoekig ricasso met langs de randen een geëtste lijn.