Roodleren sabeltas met drie zilveren sterren, bestemd voor luitenant-generaal J.C. Koster, KNIL
sabeltas
Het generaalsuniform van een vechtofficierSinds het uitbreken van de Atjeh-oorlog (1873-1914) tot de aanstelling van luitenantgeneraal
Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924) in 1904, werd Nederlands-Indië
bestuurd door achtereenvolgens zes gouverneurs-generaal met een niet-militaire achtergrond
en vervolgens door een militair die nog nooit een voet op Indische bodem
had gezet. Van Heutsz meldde zich in het eerste jaar van de Atjeh-oorlog aan voor het
Nederlands-Indische leger en vertrok nog datzelfde jaar naar Soerabaja, waar hij bij
de infanterie werd geplaatst. Hij verzocht en kreeg echter overplaatsing naar Atjeh,
en reeds in 1875 werd aan hem de Militaire Willems-Orde toegekend vanwege diens
optredens tijdens de vele gevechten in het kader van de ‘zuivering’ van het gebied
rond de Kraton.1 Het was voor het eerst dat iemand met de rang van 2e luitenant deze
onderscheiding kreeg. Na een korte onderbreking keerde Van Heutsz in 1880 terug
naar Atjeh. In deze periode ontwikkelde hij de visie dat de oplossing voor Atjeh zuiver
militair moest zijn, waarmee hij inging tegen de officiële politiek van het Indische
gouvernement, dat een snelle invoering van civiel bestuur beoogde. Van Heutsz gedachten
hierover resulteerden uiteindelijk in het opmerkelijke boekje De onderwerping
van Atjeh, uit 1893. De toenmalig majoor Van Heutsz kreeg steun van de befaamde
Islamdeskundige C. Snouck Hurgronje (1857-1936), adviseur van Inlandse Zaken.
Snouck wilde zelfs nog een stapje verder gaan dan Van Heutsz en pleitte voor de
groots mogelijke militaire expeditie in Atjeh. Omdat Van Heutsz merkte dat zijn boekje
niet resulteerde in een benoeming tot Gouverneur van Atjeh, meldde hij zich ziek en
vertrok naar Nederland. Hij werd vervolgens in 1894 bevorderd tot luitenant-kolonel
om in 1895 te worden benoemd tot gewestelijk militair commandant van Sumatra’s
Oostkust in Medan. Van Heutsz zag zich toen onverminderd gesteund door Snouck
Hurgronje, adviseur van de Gouverneur-Generaal, die hem prees als de enige die het
Atjeh-probleem kon oplossen. Toen zich vervolgens een nieuw incident voordeed in
Atjeh, werd Van Heutsz alsnog daar naartoe overgeplaatst. Daarna ging het snel. In
1898 volgde alsnog Van Heutsz’ benoeming tot Gouverneur van Atjeh. Toen in 1899
Teukoe Oemar, de belangrijkste aanvoerder van de guerrillastrijd tegen de Nederlanders,
sneuvelde, stuurde koningin Wilhelmina een gelukstelegram aan Van Heutsz.
Ondertussen verslechterde de band tussen Van Heutsz en Snouck Hurgronje omdat
laatstgenoemde bezwaren had tegen de praktijken van majoor G.C.E. van Daalen, die
berucht was vanwege zijn slachtingen in Atjeh. Bovendien minachtte Van Daalen de
Indonesische bevolking, hetgeen Snouck Hurgronje beschouwde als een groot gevaar.
Ondanks de groeiende kritiek op de bloedige praktijk van de ‘militaire oplossing’ voor
Atjeh, zag Van Heutsz zich in 1904 uiteindelijk benoemd tot Gouverneur-Generaal van
Nederlands-Indië. Hij is vereerd als pacificator van Atjeh, maar als kolonisator is hij
verguisd. De Atjeh-oorlog werd in 1914 beschouwd als afgesloten nadat Van Daalen
alle guerrillagroepen had uitgeschakeld.
The general’s uniform of a combat officer
From the start of the war in Aceh (1873-1914) until Joannes Benedictus van Heutsz
(1851-1924) was appointed governor-general in 1904, the Dutch East Indies were
governed by six governor-generals with non-military backgrounds and subsequently
by a military man who had never even been there. Van Heutsz arrived in the Dutch East
Indies in 1873, and two years later, when still only a second lieutenant, he was awarded
the Military Order of William, the highest distinction for military bravery, for his actions
during the many military operations in Aceh. After 1880, Van Heutsz came to believe
that the only solution for Aceh would be a purely military one. In 1893, as a major, he
published his remarkable book De onderwerping van Atjeh (The subjection of Aceh).
Though the book was initially ignored, Van Heutsz was eventually posted to Aceh
thanks to the support of the renowned expert on Islam C. Snouck Hurgronje (1857-
1936), the governor-general’s advisor. After several military successes in which much
blood was shed, Van Heutsz was finally appointed governor-general himself in 1904.
He is highly regarded as the pacifier of Aceh but despised as a coloniser.
1 Cit. in: Alex (ps.), Luitenant-generaal J.B. van Heutsz (Amsterdam [1904]) 3. Uitgave van een
artikel in het tijdschrift Eigen Haard van 21 en 28 november 1903, nr. 47 en 48
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 104-107)