Dolk met dubbel-conische bronzen gevestknop met facetten, 1375-1400
dolk
Te zien in het museum:M.14.0.20O.03
Gevest zonder greep (alleen een platte ijzeren angel) met een dubbel-conische, gefacetteerde bronzen knop. De angel is zonder tussenplaatje rechtstreeks aan de knop vastgeklonken. IJzeren pareerstang met enigszins omlaag gebogen, naar de uiteinden toe dunner wordende armen van vierkante doorsnede. Spitse, tweesnijdende stalen kling van plat-ruitvormige doorsnede, van boven onder de pareerstang breed beginnend en gelijkmatig taps naar de punt aflopend.Bodemvondst, niet gerestaureerd. De datering is gesuggereerd door A.V.B. Norman (1930-1998) toen hij deze dolk ooit zelf in het Legermuseum analyseerde. Er zijn geen gronden om van zijn inschatting af te wijken. De gevestknoppen van middeleeuwse zwaarden zijn tot nog toe het beste geclassificeerd door Ewart Oakeshott in zijn The Sword in the Age of Chivalry, dat in 1964 verscheen, en iets verfijnd in zijn Records of the Medieval Sword van 1991. De gefacetteerde knop van de onderhavige dolk is duidelijk verwant met de “T”-serie van Oakeshott, alleen hebben geen van de door hem opgevoerde knoppen deze samengeperste vorm. Mogelijk hebben we het hier met een specifiek regionaal type gevestknop van doen. Weliswaar heeft de gevestknoppen-typologie van Oakeshott betrekking op zwaarden maar de onderhavige dolk ziet er uit als een sterk verkleind zwaard en het is heel goed mogelijk dat hij oorspronkelijk een garnituur vormde met een zwaard dat ongeveer dezelfde knop-vorm en een soortgelijke pareerstang had. De vorm van de pareerstang is Oakeshotts “stijl 7” die na ongeveer 1350 opkwam.
Totale lengte: 345 mm / Lengte kling: 240 mm / Grootste breedte kling: 27 mm / Lengte pareerstang: 92 mm
Literatuur: Oakeshott (1984), p. 105-106, 116; Idem (1991), p. 158-159, 165-167, 169
Oude inv.nrs.: 894/Ei-54 & Op.157
Herkomst: aankoop 1957
Dagger, North-West Europe, 1375-1400
Inv.no. 011099
Hilt comprising a flat iron tang only and a doubly-conical, facetted bronze pommel directly rivetted to it i.e. without a washer. Iron crossguard (length 92 mm) with quillons of square section and slightly curved towards the blade point. Pointed, double-edged steel blade of flattened-rhomboidal section, wide underneath the guard and evenly tapering off towards the point.
Excavatad, not restored. The dating of 1375-1400 has been suggested by A.V.B. Norman (1930-1998) who at one time analysed this dagger himself at the Legermuseum and there are no grounds to deviate from his estimation. The pommels of medieval swords have so far been best classified by Ewart Oakeshott in his The Sword in the Age of Chivalry, which appeared in 1964. He published a more refined version of the typology in Records of the Medieval Sword of 1991. The facetted pommel of this dagger is clearly akin to his “T”-series for swords but none of the pommels supplied by him quite have this constricted shape. It is true that Oakeshott’s pommel typology deals with swords but the dagger in question looks like a strongly reduced sword and it is very well possible that it originally formed a garniture with a sword having similar pommel and crossguard forms. The crossguard is Oakeshotts ‘”Style 7” which came up after about 1350.
References: Oakeshott (1964), p. 105-106, 116; Ibidem (1991), p. 158-159,165-167, 169
Overall 345 mm, Blade 240 mm by 27 mm greatest width
Former Inv.nos.: 894/Ei-54 & Op.157
Purchased in 1957