Lang zwaard, 1450-1500
zwaard
Te zien in het museum:M.14.0.20O.03
Gevest met slanke, kelkvormige knop van ijzer met bolle bovenkant en veelkantig rondom. IJzeren pareerstang (latere restauratie) met sterk neerwaarts gebogen armen van vierkante doorsnede. Vrij smalle tweesnijdende kling van ruitvormige doorsnede en geleidelijk taps naar de punt aflopend, met een nauwelijks waarneembare bolling in het profiel van de sneden. Zeer lange angel, de bovenste helft taps van vorm en naar beneden geleidelijk breder wordend, overgaand in een langwerpig stuk (de zogenaamde klinghiel, met licht uitgeholde vlakken), de pareerstang geplaatst op de overgang.Bodemvondst. In het depot van de Archeologische Dienst van Amsterdam bevindt zich een nagenoeg identieke kling (Inv.nr. NZD1.00194MTL001), maar zonder gevestknop, die in 2001 werd opgegraven tijdens de werkzaamheden aan de Noord-Zuidlijn van de metro.
De gevestknop van ons exemplaar is min of meer gelijk aan die van Inv.nr. 016735, zie 31. De pareerstang is een replica die in de jaren 1960-1970 door het museum is toegevoegd, mogelijk op basis van een voorbeeld van een soortgelijk zwaard uit het eind van de 15e eeuw, een Gotisches Zweihandschwert genoemd, afgebeeld in het boek van R. Forrer (zie literatuur) uit 1905, blz. 21 fig. 70. Dat zwaard had een gevestlengte van 36 cm en een naar onderen gebogen pareerstang van 20 cm, weliswaar niet zo sterk gebogen als het replica-exemplaar dat het Legermuseum op zijn zwaard heeft geplaatst, maar wel van dezelfde vorm en dikte. Opvallend is dat het zwaard bij Forrer een even lange klinghiel heeft, en ook van dezelfde vorm, als het zwaard van het Legermuseum. Het gevest van het zwaard van het Legermuseum is echter veel korter: 13 cm (129 mm precies), wat in feite te kort is om het nu als een tweehander te bestempelen. Waarschijnlijk echter is er ooit een stuk van de angel afgebroken en is de knop op het overblijvende gedeelte geplaatst. Het vermoeden dat het gevest zoals het er nu uitziet te kort is wordt verder ingegeven door de nu overdreven lang lijkende klinghiel. Mede gezien de vrij lichte en smalle kling hebben we het daarom toch met een zgn. lang zwaard van doen, een zwaard dus dat bij behoefte ook met twee handen kon worden bediend.
Zwaarden van dit type noemt men tegenwoordig liever lange zwaarden dan tweehanders. Het verschil tussen de vijftiende-eeuwse tweehander en het lange zwaard uit het eind van die eeuw zit hem in de kling die bij de tweehander langer en zwaarder is. De kling van het lange zwaard is vrij smal, korter en dus ook lichter. Vroeger noemden wapenhistorici lange zwaarden ook wel “bastaardzwaarden”, een benaming die ook nu nog niet helemaal is losgelaten13 maar die door ons niet langer wordt omarmd.
Totale lengte: 1.070 mm / Kling, lengte: 941 mm / Grootste breedte kling: 40 mm / Lengte angel: onbekend. (de vergelijkbare afmetingen van het Amsterdamse zwaard zijn niet bekend)
Literatuur: Forrer (1905) p.21 fig.70; Dürer (2003) p.82-83; Filedt Kok (1978) Cat.12,67,124, B125,B126,154b,(B)hsn.7(a),(B)hsn.7(b); Oakeshott (1980) p.146; Melville (2001)
Oude Inv.nrs.: OP.4 & 1378/Ea-25.
Archeologische vondst, Mookerheide 1924
13 T. Wanke, “Anderthalbhänder – Zweihänder – Langes Schwert : zu Klassifikation, Nutzung und Bezeichnung der grossen Schwerter des Spätmittelalters und der frühen Neuzeit” in: Waffen- und Kostümgeschichte Band 51(2009), Heft 2, p.113-180. Kort samengevat definieert de auteur het bastaardzwaard (Bastardschwert) als een lichte tweehander die wat lengte betreft te voet nog net aan de heup gedragen kan worden en die bij behoefte ook zowel te voet als te paard beperkt als éénhander kan worden gehanteerd (p. 119). De Britse wapenhistoricus Clive Thomas echter spreekt uitsluitend van “lange zwaarden” (long swords), vgl. Idem, “Albrecht Dürer’s Fechtbuch”, daaruit de paragraaf “The Long Sword / Two-Handed Sword”, in: The Spring 2010 London Park Lane Arms Fair, p. 36-51 (speciaal p. 39-40).
Long sword, end of 15th C
Inv.No. 011103
Hilt with sleek calice-shaped pommel of iron, with convex top and multi-sided all around. Iron crossguard (later restoration) with quillons of square section and strongly bent downwards. Rather narrow double-edged blade of lozenge-shaped section and gradually tapering off towards the point, the edges having a hardly perceptible slightly convex profile. Very long tang, tapering at first changing to rectangular (the so-called blade shoulder, with slightly concave faces), at which point the iron crossguard (a later restoration) has been positioned.
Excavated sword. An almost identical blade, but without a pommel, is to be found in the depot of the Archaeological Dept. of Amsterdam. It was retrieved in 2001 from the soil during works on the metro’s North-South line (Inv.No. NZD1.00194MTL.001).
The pommel is more or less identical with that of No. 31 (Inv.No.016735). The crossguard is a replica added by the museum during the 1960s, possibly on the basis of an example of a similar sword from the end of the 15th century, called a Gothisches Zweihandschwert, illustrated in the book by R. Forrer (see literature) of 1905, p.21 fig.70. That sword had a hilt length of 26 cm and a crossguard of 20 cm with downward-bent quillons, not so strongly curved as on the replica example which the Legermuseum mounted on its sword but of the same form and thickness. Remarkably, the sword in Forrer’s book has a blade shoulder of equal length and form as the Legermuseum’s example. The hilt of the last-mentioned sword, however, is much shorter: 13 cm (to be exact 129 mm) which is, in fact, too short to destine it as a two-hander. Presumably it was originally a so-called long sword. This is the reason why we suspect that a piece of the tang was missing and the pommel placed on the surviving portion. We furthermore presume that the hilt as it looks today is too short because the blade shoulder now looks too long.
Swords of this type, having rather narrow and relatively short (c. 1 meter) blades and long hilts to be grabbed with two hands, are at present called long swords rather than “two-hand swords”. The difference between a proper fifteenth-century two-hander and a long sword of the end of that century is the blade which on the two-hand sword is longer and heavier. The blade of the long sword is rather narrow, shorter and therefore also lighter. Formerly, arms historians used to call long swords “bastard swords”, a name which even today is still used to a certain extent.12
Overall: 1,070 mm / Blade 941 mm by 40 mm greatest width / Length of the tang: unknown (the comparable measurements of the sword in Amsterdam are unknown)
Literature: Forrer (1905) p. 21 fig. 70; Dürer (2003) p. 82-83; Filedt Kok (1978) Cat. 12, 67, 124, B125, B126, 154b, (B) hsn. 7(a), (B) hsn. 7(b); Oakeshott (1980) p. 146; Melville (2001). For the correct titles see the bibliography.
Former Inv.nos.: OP.4 & 1378/Ea-25
Excavated at the Mookerheide (Mook Heath near the village/town of Mook, Limburg province) in 1924
12 T. Wanke, “Anderthalbhänder – Zweihänder – Langes Schwert : zu Klassifikation, Nutzung und Bezeichnung der grossen Schwerter des Spätmittelalters und der frühen Neuzeit” in: Waffen- und Kostümgeschichte Vol.51(2009), Heft 2, p.113-180. Summarizing, the author defines the bastard sword (Bastardschwert) as a light two-hand sword which as far as its length is concerned can still be carried from the hip when on foot and which if needed can also be used from horseback as a one-hander (p.119). The British arms historian Clive Thomas seems to use the term “long sword” exclusively. Cf. Ibidem, the paragraph “The long sword / Two-handed sword”, p.39-40 of his article “Albrecht Dürer’s Fechtbuch” in: The Spring 2010 London Park Lane Arms Fair, p.36-51.