Aankomst stoffelijk overschot majoor L.W.J.K. Thomson (1869-1914) aan de Handelskade te Amsterdam op 15 juli 1914
schilderij
Te zien in het museum:M.06.01.35P.01.02
In 1912 werd naar aanleiding van de Eerste Balkanoorlog een internationale vredesconferentie gehouden. Op de agenda stond de bedreigde onafhankelijkheid van het onrustige Albanië. De grote mogendheden besloten er een buitenlandse vorst tot soeverein koning te benoemen. Dat werd de Pruisische prins Wilhelm zu Wied, een achterneef van koningin Wilhelmina.Om het vacuüm na de Turkse overheersing op te vullen werd er een internationale troepenmacht gestationeerd. Een op te richten nationale paramilitaire politiemacht moest de soevereiniteit garanderen. Als neutraal land werd Nederland verzocht die taak op zich te nemen. De Nederlandse uitzending bestond uit zeventien officieren die onder leiding stond van luitenant-generaal W.J.H. de Veer en luitenant-kolonel L.W.J.K. Thomson. Zij kwamen terecht in een verdeeld land waar verschillende etnische eenheden hun eigen belangen nastreefden en raakten verwikkeld in een burgeroorlog. De missie mislukte en eindigde al na vier maanden. Aan hun eigenlijke taak waren zij geheel niet toegekomen. Bij een schermutseling kwam Thomson om het leven.
De schilder J.C.A. Goedhart (1893-1975) was tijdens de Mobilisatie gelegerd in de Oranje Kazerne te Amsterdam en was volop in de gelegenheid om te tekenen en te schilderen. De kazerne lag niet ver van de Handelskade. De aankomst van Thomsons lichamelijk overschot ging gepaard met veel militaire eer. Op eigen initiatief beeldde Goedhart de ceremonie uit (er zijn voorstudies bewaard). Zijn creatie werd tentoongesteld in de etalage van kunsthandel H.W. van Delden op het Rokin. Passant Breitner was diep onder de indruk van het schilderij en zou navraag hebben gedaan naar Goedhart.
Bijschriftversie:
De voorstelling toont de aankomst van het stoffelijk overschot van majoor L.W.J.K. Thomson (1869-1914) aan de Handelskade te Amsterdam op 15 juli 1914. Hij was het enige slachtoffer van de Nederlandse militaire uitzending in Albanië. Samen met luitenant-generaal W.J.H. de Veer leidde hij deze eerste Nederlandse vredesmissie in internationaal verband, die bestond uit zeventien officieren. Het doel was het helpen oprichten van een paramilitaire politiemacht die de soevereiniteit van Albanië moest garanderen. Zij kwamen terecht in een verdeeld land waar verschillende etnische eenheden hun eigen belangen nastreefden, wat al snel tot een burgeroorlog leidde. De missie mislukte en eindigde al na vier maanden. Aan hun eigenlijke taak waren zij geheel niet toegekomen. Bij een schermutseling kwam Thomson om het leven. Zijn terugkomst in Amsterdam ging met veel militaire eer gepaard. De schilder Jan Goedhart (1893-1975), die tijdens de Mobilisatie gelegerd in de Oranje Kazerne te Amsterdam en volop in de gelegenheid was om te tekenen en te schilderen, legde de plechtigheid vast. - De kogel uit het lichaam van luitenant-kolonel Thomson
Lodewijk Willem Johan Karel Thomson (Voorschoten, 11 juni 1869 – Durrës/Durazzo
in Albanië, 15 juni 1914) was een Nederlands officier en politicus. Hij is vooral bekend
geworden als de eerste Nederlandse militair die op een vredesmissie is gesneuveld.
Thomson stamde uit een Brits-Nederlands geslacht van patriciërs. In 1888 studeerde
hij af aan de Koninklijke Militaire Academie en begon in 1891 een opleiding als cartograaf.
Twee jaar later vertrok hij als luitenant naar Indië. Daar is hij betrokken geweest
bij de gevechten tijdens de Atjeh-Oorlog (1873-1914). In 1896 keerde hij terug naar
Nederland om te worden gedetacheerd bij het Korps Koloniale Reserve te Zutphen.
In 1900 was Thomson in Zuid-Afrika als militair attaché gedurende de Boerenoorlog.
Wegens zijn efficiënte aanpak van de bewaking van het spoor tijdens de spoorwegstakingen
van 1903 werd hij bevorderd tot kapitein.
Thomson stelde zich voor de Liberale Unie verkiesbaar voor de Tweede Kamerverkiezingen
van 1905. Hij versloeg daarbij de socialist Wibaut. Vier jaar later wist hij ook
Pieter Jelles Troelstra te verslaan. Thomson was defensiespecialist en voorstander van
democratisering in het leger. Hij redigeerde de Militaire Gids, Orgaan voor weermacht
en natie en stond een nieuwe richting in het leger voor, waarover hij hevige polemieken
voerde met de Militaire Spectator.
Naar aanleiding van frauduleuze verkiezingen in het Ottomaanse Rijk in 1912, brak in Albanië
een revolutie uit (de Eerste Balkanoorlog). Gevolg was dat vrijwel alle Ottomaanse bezit-
tingen in Europa verloren gingen. De Albanezen riepen de onafhankelijkheid uit. De
Europese grote mogendheden wezen Wilhelm zu Wied, een achterneef van koningin
Wilhelmina, aan als vorst van Albanië.
Op 1 augustus 1912 verzocht de Internationale Controle Commissie aan Nederland
een gendarmeriekorps op te zetten voor Albanië. Dit land was een kruitvat waar binnenlandse
groeperingen elkaar bestreden en Italië en Turkije stonden klaar om het
land te annexeren. Naar aanleiding van het verzoek van de commissie stuurde minister
van Oorlog H. Colijn majoor Thomson en kolonel de Veer naar Albanië.
Thomson en zijn meerdere De Veer waren botsende persoonlijkheden. De Veer werd
ervan beschuldigd dat hij de oprichting van een Albanese politiemacht had toegestaan.
Niet veel later werd Thomson Directeur de la force armée, waarmee hij De Veer
voorbijstreefde. De Veer eiste het ontslag van Thomson. Daar kwam het niet van. Bij
de verdediging van de stad Durrës op 15 juni 1914 werd Thomson om 05.50 uur door
een geweerkogel getroffen. Dit had een slagaderlijke bloeding tot gevolg, binnen
een half uur stierf hij. Over de plaats van inslag bestond onduidelijkheid in de media:
de Italiaanse Corriere della Sera beweerde dat Thomson in de borst was getroffen, The
Times schreef dat het in zijn hals was. en volgens, de Telegraaf in de schouder. Voorts
werd er gespeculeerd over een Italiaanse betrokkenheid. De nationale held Thomson
werd begraven in Albanië, maar na een paar weken, op 15 juli, werd hij onder grote
publieke belangstelling herbegraven op de Zuiderbegraafplaats in Groningen.
Omdat er geen garanties konden worden gegeven voor de veiligheid van de overige
Nederlandse officieren, besloot minister van Buitenlandse Zaken Loudon hen uit Albanië terug
te halen. In september 1914 verliet ook Wilhelm zu Wied de Balkanstaat.
The bullet from the bodyf lieutenant colonel Thomson
Lieutenant Colonel Thomson was the first Dutch officer killed in a Peace Enforcing Action in Albany
during the first Balkan War in 1914. As an observer he was also send to the Boer War. In the
Netherlands he was a politician and member of the House of Commons. He was killed during
the siege of Durazo by a 17 mm bullet of the minié type. As a national hero he got an official
state burial in the Netherlands. The oil painting by Jan Goedhart shows the coffin being brought
ashore from the HMS cruiser Noord-Brabant. The guard of honour was formed by hussars.
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 58-61) - Olieverfschilderij van de aankomst van het stoffelijk overschot van majoor L.W.J.K. Thomson aan de Handelskade te Amsterdam op 15 juli 1914. Rechts ligt de kruiser ‘Noord-Brabant’ aangemeerd met matrozen aan dek. In het midden de erewacht van huzaren in carré. Linksachter de lijkkist met zes dragers en daarachter de lijkstoet. Op de achtergrond het rouwpaviljoen. Olieverfschilderij door Jan Goedhart, 1914.
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 61)