Een lans bestaande uit een essenhouten gecannuleerde stok met een metalen tapsvormige kling
lans
Wapenrusting van een lansier uit de 16e eeuw samengesteld voor de tentoonstelling "Willem".Objectnummers: harnas 050773-1 t/m 6, mantelhelm 119406, lans 017674.
De wapenrusting van een lansier bestond in de zestiende eeuw uit een volledig harnas, een gesloten helm en een lans. Hiermee onderscheidde deze zware cavalerie zich van de lichte cavaleristen, zoals de pistoliers en harquebusiers, die meestal een halfharnas en een open helm droegen. De rusting van deze lansier is speciaal voor deze tentoonstelling samengesteld en vormt
geen homogeen geheel. Het geeft slechts een beeld van hoe een lansier er in de periode 1550-1570 uit heeft gezien. harnas is gemaakt door de harnasmaker Lorenz Hofmann uit het Zwitserse Frauenfeld. Zijn vader, Hans Hofmann, was ook harnasmaker en werkte eerder al in Neurenberg en Lindau. Ondanks dat het borstkuras de vereiste lanssteun mist, is het harnas representatief als cavalerieharnas. De gesloten helm wordt ook wel ‘mantelhelm’ genoemd, verwijzend naar de brede kraag die aan de helm vastzit. De ruiterlans van maar liefst 350 cm lang is een van de weinige originele zestiende eeuwse exemplaren in Nederland.
Met ijzeren punt met een ruitvormig profiel en van plat-ruitvormige doorsnede met een sterke middengraat. De punt is geplaatst op een korte ronde sokkel die in vier lange veren overgaat welke door middel van klinknagels onderling verbonden zijn. Na het onderuiteinde van de veren verbreedt de tot dan toe nagenoeg cilindrische essenhouten stok tot het profiel van een langwerpige kegel van ca. 67 cm lengte waarin rondom aaneensluitende, diepe V-vormige cannelures zitten. Rondom de veren zit onderaan, vlak bij het einde, nog een ijzeren ring met een draaibaar oog eraan. De kegelvorm is op zijn breedste punt 9,5 cm dik waarna hij in een plat vlak eindigt. Achter dit platte vlak zit een veel smallere cilindrische greep van 14,8 cm lengte en waarvan het andere uiteinde weer uitwaaiert tot een taps aflopend onderstuk met een afgerond uiteinde. Een vastgespijkerde lederen band op het breedste stuk van de achterste kegel, direct achter de greep, is vermoedelijk oorspronkelijk bestemd geweest voor een lederen of stoffen bekleding ter plaatse; de laatstgenoemde is verdwenen maar bevestigingsspijkers zijn nog aanwezig in de randen van beide kegels.
Deze ruiterspeer of lans is óf een kurassierslans uit het eind van de 16e eeuw óf een toernooilans uit het begin van die eeuw. In de tentoonstellingscatalogus Het arsenaal van de wereld (zie Puype & Van der Hoeven [1993] in de bibliografie) is hij opgenomen onder nr.1 op p.79 als kurassierslans. De bovenstaande technische beschrijving hebben wij gebaseerd op de entry van de genoemde catalogus. Het wapen was daarin opgenomen als een eind-zestiende-eeuwse lans van het Staatse leger. Prins Maurits heeft weliswaar eenheden kurassiers-lansiers opgericht (van hun exercitie zijn nog enkele gebundelde gravures bewaard gebleven, zie Puype, “Hervorming en uitstraling” [1998]) maar hij schafte deze al in 1596 af en verving ze consequent door kurassiers-pistoliers of pistoolruiters.
De verschijning echter van twee nagenoeg identieke lansen in de tentoonstelling over Hendrik VIII in de Tower van Londen (zie Rimer, etc. [2009] in de bibliografie) die in de tentoonstellingscatalogus als toernooilansen (jousting lances - lansen voor de joest) zijn geïdentificeerd, hebben ons aan het twijfelen gebracht. Wij achten het nu mogelijk dat de lans van het Legermuseum óók een toernooilans is en wel uit het begin van de 16e eeuw. Significante verschillen, waarvoor wij nu nog geen verklaring hebben, tussen het exemplaar in het Legermuseum en de twee van het Royal Armouries Museum zijn dat de stokken van de laatstgenoemde exemplaren hol van binnen zijn en dat de ijzeren ring met het draaibare oog erop ontbreekt. De aanwezigheid van de ring-met-oog had ons namelijk destijds tot de ruiterlans-van-het-Staatse-leger-theorie doen overhellen omdat op de eerder genoemde gravures van de Staatse ruiters inderdaad lansen zoals deze zijn te zien die zijn voorzien van een draaglus, waarschijnlijk van leder, tegen verlies van het wapen. Op basis hiervan kan vermoed worden dat de draaibare ring diende om er de draaglus aan vast te knopen. Wellicht dat verder onderzoek inclusief archivalische vondsten ons weer op andere gedachten zal brengen of onze nieuwste interpretatie zal bevestigen.
Volgens Seitz (p. 235) hadden ook toernooilansen die van een kroonijzer waren voorzien (vgl. nr. 79, Inv.nr. 011126) al holle stokken die de krachten van een treffer niet konden opvangen en dan dus in stukken braken. Volgens hem zou dit bewust zo zijn geconcipieerd en zou de uitdrukking “een lans voor iemand breken” daarop betrekking hebben. Men streed immers voor een ideaal, bijvoorbeeld ter ere van een vrouw.
In de collectie van het Legermuseum bevindt zich nog een tweede soortgelijke lans, nr.100
(Inv.nr. 017675), zie aldaar.
Literatuur: Seitz (1965) p. 235; Puype & Van der Hoeven (1993) Arsenaal van de wereld, Cat. 2 p. 79; Puype (1998) p. 64-71; Rimer (etc.) (2009) Henry VIII, Cat. 9
Lengte totaal: 351 cm
Oude inv.nrs. niet gevonden
Herkomst onbekend
Lance, 16th century
Inv.no. 017674
With an iron point of rhomboidal profile and of flattened-rhomboidal section with a strong central crest. The point is placed on a short circular socket which continues in four long feathers affixed to each other by rivets. After the lower end of the feathers the ashen pole, which until this point is practically cylindrical, broadens into a c.67 cm long conical section the surface of which is carved in the round with deep V-shaped grooves. Around the lower end of the feathers is an iron ring with a swivelling eyelet. The conical section is 9.5 cm thick at its widest point after which it terminates in a flat face. Behind this flat face is a much narrower cylindrical grip of 14.8 cm length the other end of which widens into a flat face forming the beginning of a much wider section but now tapering off towards the bottom which has a rounded terminal. A leather band nailed to the broadest area of the rearmost cone was presumably originally devised to provide support to a cover of leather or textile. This cover has now disappeared but the affixing nails can still be seen in the widest edges of both cones.
This lance is either a cuirassier’s lance from the end of the 16th century or a tournament lance from that century’s beginning. As a cuirassier’s lance the very weapon is included in the exhibition catalogue The Arsenal of the World (see Puype & Van der Hoeven [1993] in the bibliography) under No.1 on p. 79. The weapon was catalogued as a lance of the Dutch States Army from the end of the sixteenth century and the technical description above is based on the entry in that catalogue. It is true that Prince Maurice of Orange erected units of cuirassiers-lancers (a number of bound series of engravings of their exercise has been preserved, cf. Puype [1998] “Hervorming en uitstraling” [“reform and radiation”] [see bibliography]), but he abolished them in 1596 already to be replaced by cuirassiers-pistoliers or pistol horsemen.
The appearance, however, of two nearly identical lances in the special exhibition about Henry VIII in the Tower of London (cf. Rimer etc. [2009] in the bibliography), identified in the exhibition catalogue as jousting lances - lances for the form of tournament known as the joust -, has made us reconsider the Legermuseum example under discussion. Now we are thinking that it is possible that this lance, too, is a tournament lance and also from the beginning of the 16th century.
Significant differences for which we have no explanation between our example and the two lances of the Royal Armouries Museum are that the poles of the latter are hollow inside and that the iron ring with the swivelling eye is lacking. The presence of this ring-with-eye on the lance of the Legermuseum had at the time already drawn us towards the States-Army-lance theory because the aforementioned Dutch cavalry engravings indeed show lances such as this fitted with a lanyard, presumably of leather, to prevent losing the weapon, the inference being that this lanyard was fitted to the swivelling eye. It is possible that further research, including – indeed - an archival discovery, will make us change our mind or confirm our latest interpretation.
According to Seitz (p. 235) tournament lances fitted with a coronel head (cf. No. 79, Inv.no. 011126) also had hollow poles unable to absorb the force of a hit and which would consequently break to pieces. Seitz thought that this was conceived intentionally and that the expression “to break a lance for someone” would refer to these circumstances. True, one fought for an ideal, for example in honour of a woman.
The Legermuseum’s collection includes yet another similar lance, cf. No. 100 (Inv.no. 017675)
References: Seitz (1965) p.235; Puype & Van der Hoeven (1993) Cat.no. 2, p. 79; Puype (1998) p. 64-71; Rimer (etc.) (2009) Cat. 9 (see bibliography).
Overall length: 351 cm
Former Inv.nos. not found
Provenance unknown