Nederlandse bomwerper van 2.5 cm. voor steelbommen
bomwerper
Te zien in het museum:M16.00.38S.04
Op basis van ervaringen uit de loopgravenoorlog aan het westfront, werd door de gepensioneerde KNIL-kapitein S.N.P. Tierie in 1916 een spil- of spigotmortier ontworpen, bomwerper genaamd. In 1917 werden 200 stuks besteld bij N.V. Burgerhouts Machinefabriek en Scheepswerf uit Rotterdam. Het wapen verschoot ronde steelbommen met een lading van 3.5 kilo trotyl. De drijfstang ('steel') van de bommen had een diameter van 2.5 centimeter en diende ook als stabilisatie tijdens de vlucht. Als gasdafsluiter was aan de onderzijde een koperen afsluitdop bevestigd. De bom werd uitgedreven door 65 gram rookzwak kruit in een deelbaar kardoeszakje. Met de gehele kardoes konden schootsafstanden van 250 tot 525 meter worden bereikt, met een halve kardoes 50 tot 250 meter. De kruitlading werd aanvankelijk (en ook bij dit exemplaar) ontstoken met een wrijvingspijpje Nº 1, zoals bij de artillerie gebruikelijk. Later werd een staartstuk van een M95 geweer aan de loop gemonteerd, waarmee een speciale ontstekingspatroon werd afgevuurd, die dan de kardoeslading ontstak. De kardoes werd vanaf de monding ingebracht. Na invoering van het 'mortier van 8', in 1928, werden de bomwerpers uit de bewapening genomen. De steelbommen werden omgebouwd tot landmijn en in de mobilisatie van 1939 vóór de Peel/Raamstelling ingegraven.