8-schots halfautomatisch centraalvuurpistool Walther P38 met lederen holster, kaliber 9 x 19. Heeft toebehoord aan Obersturmführer M.M. Rost van Tonningen
centraalvuurpistool
Te zien in het museum:M.08.01.40K.03.06
Het pistool van Rost van TonningenIn buitenlandse leger- en wapenmusea worden veel Duitse objecten aangetroffen die zijn
buitgemaakt aan het eind van de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). Vaak werden deze afgenomen
van Duitsers en als aandenken bewaard. In Nederland was de haat tegen de bezetter zo groot
dat tijdens de bevrijdingsjaren van 1944-1945 veel werd vernietigd.
Door dit gebrek aan historisch besef is relatief weinig bewaard gebleven. Achteraf gezien is het goed dat toch veel dingen stiekem werden achtergehouden. Soms besluiten eigenaren nu pas om hun ‘relieken’ aan Nederlandse musea te schenken. Dit levert af en toe bijzondere schenkingen op.
Bruno Vannier, voormalig sergeant bij de inlichtingendienst van het Canadese leger, schonk het Legermuseum enige jaren geleden het dienstpistool met de bijbehorende tas en het zogeheten Soldbuch
van Meinoud Marinus Rost van Tonningen.
Het betreft een standaard pistool van het type P.38 Walther, met het wapennummer 7891, vervaardigd
in 1943 bij Waffenfabrik A.G.
Rost van Tonningen (Soerabaja, 19 februari 1894 – Scheveningen, 6 juni 1945) was een
Nederlands politicus. Als voorman van het Nederlandse nationaal-socialisme collaboreerde
hij vergaand met de Duitse bezetters. Van 1923 tot 1928 en van 1931 tot 1936
was hij vertegenwoordiger van de Volkenbond in Wenen en ontwikkelde hij steeds
sterkere antisemitische en anticommunistische denkbeelden. Hij was goed bevriend
met de in 1934 vermoorde kanselier Dollfuss, met wie hij echter sterk van mening verschilde
over de vraag of Oostenrijk zich moest aansluiten bij Duitsland. In 1934 werd
hij een radicale nationaalsocialist, vergelijkbaar met leden van de verboden ondergrondse
Oostenrijkse SS. Op 7 augustus 1936 werd Rost van Tonningen lid van de NSB
en bij de verkiezingen won hij een zetel in het parlement. Ondertussen was Rost van
Tonningen ook hoofdredacteur geworden van Het Nationale Dagblad, het partijorgaan
van de NSB. Hij gebruikte dit blad als een spreekbuis voor zijn eigen ideeën. Rost
van Tonningen was vooral gericht op Duitsland en de ‘groot-Duitse gedachte’, terwijl
Anton Mussert meer op had met het fascisme van Mussolini. Het was vooral door de
invloed van Rost dat de NSB steeds duidelijker antisemitisch werd. In 1939 richtte hij
de Mussert-garde op, een paramilitaire organisatie. Veel leden daarvan werden later
lid van de Nederlandse SS. Het verzoek van Rost om lid te worden van het Nederlandse
SS-regiment ‘Westland’ werd in eerste instantie echter afgewezen omdat hij was
geboren in Nederlands-Indië en geen stamboom kon overleggen waaruit bleek dat
zijn familie de afgelopen 150 jaar ‘zuiver van bloed’ was geweest.
Op 20 juli 1940 werd Rost van Tonningen door Seyss-Inquart benoemd tot
liquidatiecommissaris van alle socialistische en marxistische organisaties en op 26 maart
1941 volgde zijn aanstelling tot secretaris-generaal van Financiën en president van
de Nederlandse Bank. Gedurende de tijd dat hij deze functies uitoefende sloegen de
Duitsers Nederland aan voor de kosten van de bezetting (9.488.000.000 Reichsmark).
Daarnaast stond nog een bedrag open van 5.750.000.000 RM aan vorderingen van
Nederland op Duitsland die nooit terugbetaald zijn, zodat er in totaal 14.500.000.000
RM naar Duitsland is gegaan. Op 1 april 1941 was de deviezenbarrière tussen Nederland
en het Derde Rijk al uit de weg geruimd, de Duitsers ruilden goud van De
Nederlandse Bank tegen papieren Reichsmarken. Rost bleef intussen maar Nederlands
geld bijdrukken. Dit alles leidde tot hevige inflatie. Als secretaris-generaal voor
Bijzondere Economische Aangelegenheden was Rost vanaf 1942 betrokken bij de
Nederlandsche Oost Compagnie, een organisatie voor de wederopbouw in de door
de Duitsers op de Sovjet-Unie veroverde gebieden. Enkele honderden Nederlanders
met een NSB-achtergrond of een pro-Duitse houding werkten in de Oekraïne als boer,
baggeraar, bouwvakker, turfsteker of grondwerker. Op 28 december 1944 werd Rost
van Tonningen door Mussert ontslagen als plaatsvervangend leider van de NSB omdat
hij de overgang van de Jeugdstorm naar de Germanische Jugend toejuichte. Veel leden
meldden zich aan bij de Hitlerjugend-divisie.
In de zomer van 1944 werd Rost van Tonningen opgeleid bij het eerste bataljon van
de Landstorm Nederland. Halverwege maart 1945 vertrok hij naar het front, dat toen
in de Betuwe lag. Op 8 mei werd Obersturmführer (1e luitenant) Rost van Tonningen
door de Canadezen gevangengenomen. Hij werd eerst overgebracht naar een
interneringskamp in Elst en vandaaruit overgeplaatst naar Utrecht. Op 24 mei werd hij
vervolgens naar de gevangenis in Scheveningen gebracht. Tot een strafproces is het
niet gekomen. Op 6 juni pleegde hij zelfmoord door over de balustrade van een trap
naar beneden te springen. Twee weken daarvoor had hij ook al een zelfmoordpoging
gedaan. Kort na zijn gevangenneming door de Canadezen schreef Rost zijn politiek
testament. Hij ondertekende dat met zijn eigen bloed, waarna hij ter observatie werd
overgebracht naar een militair hospitaal.
The pistol of the Dutch Nazi collaborator Rost van Tonningen
German pistol P.38 Walther used by M. Rost van Tonningen (1894-1945), who was a
Dutch Nazi collaborator, the second highest-ranking member of the NSB (National
Socialist Movement). More so than Anton Mussert, the NSB leader, he was in favour of
full annexation of the Netherlands into the German Reich. As president of the National
Bank, he helped the Germans to rob the Dutch treasury. In the last year of the war, he
enlisted in a Dutch SS Landstorm unit. Obersturmführer (1st lieutenant) Rost van Tonningen
was captured and put in prison, where he committed suicide
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 270-273)