Spaanse oordolk of estradiota, begin 16de eeuw
dolk
Te zien in het museum:M.15.00.23Q.03
Gevest met ijzerbeslag bestaande uit een stel bovenop en aan weerszijden van de knop gesitueerde grote, V-vormig naar buiten staande, cirkelvormige concave oren met gearticuleerde en uitgeschulpte randen. De oren zijn elk vastgeklonken aan de gevestknop door middel van een grote bolle rozet met bloemkelkvormige, geciseleerde rand. De gevestknop is een voortzetting van de brede angel, hij loopt iets taps uit en is als tulband geciseleerd. Aan elke zijde van de angel is door middel van drie ijzeren klinknagels een greepplaat van ivoor bevestigd. Onder de greep een geprofileerd ijzeren kruisblok, uit twee helften bestaand die tezamen de klingangel omvatten.Rechte en puntige kling, anderhalfsnijdend, met platte rug tot ca.150 mm van het gevest, waarna de doorsnede plat-zeskantig wordt. Het begin van de platte rug bij het gevest is decoratief ingevijld. Aan de tegenoverliggende kant is de kling ook plat waardoor als het ware een klingschouder ontstaat.
De ivoren greepplaten zijn verkleurd, vervormd en ingescheurd. De oorsprong van dit type dolk ligt in het Midden-Oosten. De oordolk, uiteraard zo genoemd naar de twee schuinstaande schijven op de gevestknop, kwam in de veertiende eeuw in de mode in Spanje, daarna in Italië en vervolgens in de rest van Europa. Zie o.a. Heribert Seitz, Blankwaffen I, p.213-215 (zie bibliografie). Oordolken waren vaak wapens van de elite en kunnen daarom luxe uitgevoerd zijn, maar het onderhavige exemplaar is vermoedelijk door een gewone soldaat gedragen.
Lengte totaal: 491 mm / Lengte kling: 333 mm / Grootste breedte kling: 21 mm
Oude inv.nrs.: 2540/Ei-92
Verworven in 1964, aard van de verwerving onbekend
Eared dagger, Spanish, 1450-1500
Inv.no. 017483
Iron-mounted hilt comprising a pair of large circular concave ears, together assuming a “V” shape when seen from the left or right side of the dagger, and with articulated and scalloped edges. The ears are each riveted to the pommel by a large convex rosette with an edge chiselled as a flower calyx. The pommel is a continuation of the wide tang, it is slightly tapering off towards the top and chiselled as a turban. Each side of the tang has an ivory scale affixed to each other by means of three iron rivets. Underneath the grip is a profiled iron quillon block consisting of two halves which together enclose the blade tang.
Straight pointed blade, one-and-a-half edged, with a flat back until c.150 mm from the hilt after which the section becomes hexagonal. The beginning of the flat back near the hilt has a filed profile. Since on the opposite side the blade is flat as well some sort of blade shoulder can be stated to be present.
The ivory grip scales are discoloured, deformed and cracked. The origin of this type of dagger lies in the Middle East. The eared dagger, obviously so named after the two slanting disks on the pommel, became fashionable in Spain in the fourteenth century and after that in Italy and the rest of Europe, cf. Seitz, Blankwaffen I (1965), p. 213-215 (see bibliography). Eared daggers were often arms of the elite and can therefore be of luxurious execution but the example under discussion was probably carried by a common soldier.
Overall: 491 mm / Blade length: 333mm / Greatest width of blade: 21 mm
Former Inv.nos.: 2540/Ei-92
Acquired in 1964, nture of the acquisition unknown