Strijdkolf, West-Europa, 1450-1500
strijdkolf
Tentoonstellingstekst "Willem" subthema 3.2.5De strijdkolf is een wapen met ‘aanzien’. Het wordt enerzijds gebruikt als praktisch wapen tijdens de strijd en vormt anderzijds een onderscheidingsteken voor bevelhebbers en andere hooggeplaatste personen. Tijdens de strijd hanteert de ruiter het wapen door daarmee met een horizontale zwaai naar zijn tegenstander te slaan. Door de vorm van de slagbladen en de grote massa van de strijdkolf is het mogelijk om met dit wapen door een harnas heen te dringen.
Met een zeshoekige ijzeren schacht met iets boven het midden een driemaal geprofileerde ring, eveneens van zeshoekige doorsnede. Onderaan een greep van ronde doorsnede, spiraalgewonden met touw en gemonteerd tussen twee brede ijzeren schijven. De onderste schijf is aan de schacht vastgeklonken. Bovenop heeft de schacht een ijzeren slagkop bestaande uit zes slagbladen met elk met het profiel van een driehoek met holle zijden. Onderaan heeft de slagkop een hoekige band en suite met de ring halverwege de schacht. Bovenop de slagkop zit een eikelvormige punt van zeshoekige doorsnede.
Strijdkolven waren typische ruiterwapens maar ook vaak de emblematische tekens van bereden bevelhebbers en andere hooggeplaatste personen. Liever dan het te laten aankomen op één zorgvuldig gemikte slag op het hoofd (ofwel de helm) van de tegenstander, wat door de agitatie van het ruitergevecht en de continu bewegende opponenten nogal eens kon mislukken, sloeg de ruiter zijn strijdkolf het liefst met een horizontale zwaai en met een gebogen arm van zich af, op het kuras van de naast hem rijdende tegenstander mikkend, wat een veel krachtiger slag teweegbracht en ook een die gegarandeerd door het kuras - dat een veel groter doel bood dan een helm - heendrong. Door hun vorm waren de slagbladen van strijdkolven als deze geschikt om door harnasplaten en helmen heen te dringen. Het scheelde natuurlijk ook dat het wapen door zijn relatieve zwaarte een tamelijk grote massa had.
Lengte totaal: 512 mm / Grootste breedte slagkop: 78 mm.
Literatuur: Seitz (1965) p. 402-408
Oude inv.nrs. niet gevonden
Herkomst onbekend
Mace, c. 1500
Inv.no. 011097
With a hexagonal iron shaft having, slightly above the middle, a ring profiled three times and equally of hexagonal section. At the bottom end of the shaft is a grip of circular section, spirally-wound with rope and mounted between two wide iron disks. The lowermost disk is rivetted to the shaft. At the top, the shaft has an iron striking- head comprising six striking blades or flanges arranged in the round at equal distances each having the profile of a triangle with concave sides. Underneath, the striking-head has an angular ring en suite with the shaft. On top is an acorn-shaped point of hexagonal section.
Maces were typical horseman’s weapons but they were also very often the emblematic signs of mounted commanders or other people of high rank. In a fight on horseback, rather than allowing the effect of his mace to depend on a single well-aimed stroke on the opponent’s head (his helmet) - which because of the agitation and the continuously moving combatants could easily fail -, the horseman would prefer aiming at the cuirass of his opponent next to him and swing his mace horizontally against it . This resulted in a much more powerful blow and also one which would assuredly penetrate the cuirass – which offered a less constricted and also less curvaceous target than a helmet. Because of their shape the flanges of maces such as this one were suited to penetrate armour and helmets. It also mattered of course that the weapon had a relatively great mass because of its weight.
Overall: 512 mm/ Greatest width of striking head: 78 mm
References: Seitz (1965) p. 402-408
Former inv.nos. not found
Provenance unknown