Speerpunt, Europa, 1500-1700
zwijnenspriet
Tekst uit de tentoonstellingscatalogus bij de gelijknamige tentoonstelling “Willem”, april - oktober 2018, tevens tentoonstellingstekst subthema 2.5.6De jachtspeer is voorzien van leren stroken en bolspijkers op de stok, die de jager meer houvast gaven. De houten knevel voorkwam dat het wapen te diep in het lichaam van het bejaagde wild doordrong en er niet meer uitgetrokken
kon worden. Deze speciale stokwapens werden gebruikt om het wild in de laatste fase van de jacht neer te halen. In
Nederland werd de jachtspeer veelal gebruikt voor de jacht op hertachtigen en zwijnen.
Met een ijzeren kop bestaande uit een stootkling en sokkel uit één stuk. De kling is dik, tweesnijdend, puntig-ovaal van profiel en plat-ruitvormig van doorsnede. Over het midden loopt een afgevlakte centrale graat die zich op de sokkel voortzet. De laatstgenoemde is taps en veelkantig en onderaan voorzien van een lederen strop waaraan een spoelvormige houten knevel hangt. Op beide zijden van de kling is onder het midden een groot witmerk (zie tekening) aangebracht.13 Hoekige essenhouten stok die aanvankelijk de veelkantigheid van het huis voortzet maar daarna rond van doorsnede wordt. De stok is beslagen met ijzeren bolspijkers die smalle leren stroken in lengte- en dwarsrichting, dus in een rechthoekig patroon, vasthouden. In het onderuiteinde van de stok is de kern van boombast te zien.
Deze speer is moeilijk exact te dateren. Bovendien is hij moeilijk correct te identificeren. Hij heeft namelijk veel weg van een zogenaamde zwijnenspriet, de zware speer voor groot wild. De zwijnenspriet was een wapen dat drie eeuwen lang nagenoeg onveranderd van vorm is gebleven. De klingen zijn ruitvormig van doorsnede, met uitgeholde vlakken en hebben een vlijmscherpe punt en sneden. Alleen zijn deze klingen normaliter veel groter en zwaarder dan de kling van de onderhavige jachtspeer.
Het kan zijn dat het klingprofiel enigszins is veranderd, misschien zelf kleiner geworden, door herhaaldelijk intensief schuren (en dat daardoor mogelijk ook de punt bot is geworden) maar wij denken dat deze speer niet meer is dan een gewone jachtspeer. Mogelijk kan hij bij gelegenheid ook zijn gebruikt bij de jacht op groter wild (wilde zwijnen bijvoorbeeld) maar wij denken dat hij in beginsel geconcipieerd was voor de jacht op herten. Het wapen heeft gewoon niet genoeg massa om ermee een woest dier met een dikke vacht zoals een aangeschoten beer of everzwijn te lijf te kunnen gaan.
De leren stroken op de stok moesten de jager houvast bieden bij het vastgrijpen van het wapen en de aan de sokkel vastgeknoopte knevel moest voorkomen dat het wapen te diep in het lichaam van de prooi zou dringen en er niet gemakkelijk weer uit getrokken kon worden. Ook de spits-ovale vorm van de kling, en die ook niet van weerhalen was voorzien, was bedoeld om het uittrekken te vergemakkelijken.
Een van de beste historische overzichten van gebruik en vormontwikkeling van de zwijnenspriet is te vinden in het boek van Howard Blackmore van 1971, Hunting Weapons, p. 86-93
Lengte totaal: 2220 mm / lengte kling: 220 mm / grootste breedte kling: 46 mm
Oude inv.nrs. niet gevonden
Bruikleen ICN (Instituut Collectie Nederland), Rijswijk
13 De wapenstempels op de kling zijn heraldisch moeilijk te omschrijven en al helemaal moeilijk om te duiden. Het schild is gehalveerd door een versmalde paal of staak, met twee linker schuinpalen op de rechterhelft (d.i. dus de linkerhelft als men naar de tekening kijkt!) en een ring op de linkerhelft tegen de schildrand. Op het andere stempel van dit heraldische wapen is de halve cirkel bijna ringvormig. Duidelijk is dat de twee wapens met verschillende stempels zijn geslagen.
Hunting spear, 1500-1700
Inv.no. 017605
With a one-piece iron head comprising a stabbing blade and a socket. The blade is thick, double-edged, in profile pointed-oval in profile and of flattened lozenge-shaped section. An unobtrusive, central vertical crest runs over the middle. It continues on the socket which is multi-sided and tapering. From an aperture in the bottom of the socket emerges a leather thong knotted to a short, spindle-shaped wooden bar. The blade has on either side a large white mark underneath the middle (see drawing).12 Ashen pole which initially continues the multi-sidedness of the socket and after that changes to a circular section. The pole is provided with many dome-headed nails holding narrow leather strips arranged longitudinally and breadthways i.e. in a rectangular pattern. In the lower end of the pole the bark of the narrow tree-trunk can be observed.
This spear is difficult to date exactly and it is also difficult to identify correctly. It is in shape very similar to the so-called board spear, the heavy spear for large game. Boar and other hunting spears hardly changed during three centuries. Their blades are rhomboidal in section, with hollow faces and have razor-sharp edges and point. Usually their blades are much larger and heavier than that of the hunting spear under discussion.
It is possible that the blade profile of this example has changed somewhat as the result of repeated intensive grinding and because of which the point was blunted as well. However, we rather think that this spear is nothing more than a common hunting spear. It may on occasion have also been employed in the hunt of larger game (for instance wild boar) but we rather think it was in principle conceived for hunting deer. The arm simply does not have enough mass to attack conclusively an already hit and infuriated, thick-skinned animal such as a bear or a wild boar.
The leather straps on the pole had to provide more hold for the huntsman when he gripped the weapon. The aforementioned wooden bar knotted to the socket had to prevent that the spear point penetrated the prey’s body too deeply and that it would be difficult to be withdrawn from it with ease. The shape of the blade, i.e. without barbs, too, was intended to facilitate extraction.
For one of the best historical overviews about the use and development of the boar spear, cf. Howard Blackmore’s book of 1971, Hunting Weapons (p. 86-92; see bibliography).
Overall: 2220 mm / Blade length: 220 mm / Greatest width of blade: 46 mm
Former Inv.nos. not found
On loan from the ICN (Instituut Collectie Nederland, the State Institute keeping objects not belonging to a national museum collection), Rijswijk
13 The arms on the blade are difficult to describe heraldically and also difficult to identify. It is clear that the two marks were applied using different stamps.