Kroonijzer van een toernooilans met een driepunt vork en rond huis.
kroonijzer
Van ijzer en bestaande uit een sokkel van cirkelvormige doorsnede, heel gering taps naar boven versmallend en met één klinknagel bevestigd op een korte houten stok (niet authentiek, niet gemeten en zeer kort). De dikte van het ijzer van de sokkel is 8 mm. Bovenaan een “kroon” bestaande uit drie klauwvormig omgebogen massieve punten van ijzer, elk vierkant van doorsnede en naar voren (d.w.z. langs de middellijn van de stok) wijzend.Kroonijzers waren gemonteerd op de schachten van houten lansen zoals die werden gebruikt in de joest, een der vormen van het riddertoernooi. Bij deze toernooivorm naderden twee ridders te paard elkaar in galop aan weerszijden van een houten barrière, hun lansen reikend over de afscheiding en op elkaar gericht. De drie punten van het kroonijzer waren niet bedoeld om het harnas van de tegenstander te penetreren, maar om bij een treffer genoeg houvast op diens harnas te hebben dat hij uit het zadel kon worden geworpen. Het meest effectief daartoe, maar ook het moeilijkst, was een voltreffer precies midden op de helm. Zie ook het commentaar bij de toernooiarmet inv.nr. 050422 (nr. 6).
Volgens Seitz (Blankwaffen, dl. I, p. 235) worden kroonijzers voor het eerst in 1252 genoemd, echter ze blijken al iets eerder te zijn voorgekomen (zie hieronder). Lansen met kroonijzers waren speciaal geconcipieerd voor geformaliseerde tweegevechten tussen ruiters waar eventuele doding als weliswaar betreurenswaardig maar onbedoeld nevengevolg werd gezien. De wond waaraan de Hollandse graaf Floris IV in 1234 tijdens een toernooi in Frankrijk overleed, was hem inderdaad toegebracht door een lans met een kroonijzer (Zijlstra-Zweens, Of his array etc. [1988], p. 66), dus bijna twintig jaren vroeger dan het eerste voorkomen van het kroonijzer volgens Seitz.
Totale lengte kroonijzer: 265 mm / grootste breedte over de haken gemeten: 61 mm / grootste diameter sokkel: 40 mm / kleinste breedte sokkel 28,6 mm
Oude inv.nrs. 671/Caa.1 & L.482
Bruikleen van Kasteel Nijenrode, Breukelen
Coronel for a tournament lance, presumably 15th century
Inv.no. 011126
Iron, comprising a socket of circular section, very slightly tapering off towards the top, and affixed to a short wooden pole (not measured, not authentic and very short) affixed with a rivet. The thickness of the iron of the socket is 8 mm. On top is a “crown” comprising three curved claw-like points of massive iron, each of square section and pointing forward.
A coronel (or coronal, cornal, Krönlein (“crownlet”) in German, kroonijzer (“crown iron”) in Dutch) was the head mounted on a wooden lance as used in the joust, one of the forms of knightly tournament. In this form of tournament two knights on horse approached each other at the gallop and on either side of a wooden barrier, their lances reaching across the latter and pointing at each other. The three curved points of the coronel were not intended to penetrate the opponent’s armour but rather to provide enough hold when the armour was hit and so throw him out of his saddle. This goal was reached most effectively, albeit the most difficult to accomplish, when a direct hit was placed exactly at the middle of the helmet. Cf. also the comments on the armet for the tournament Inv.no. 050422, No. 6 of the helmets.
According to Seitz (Blankwaffen I, p. 235) coronels are mentioned for the first time in 1252, however, they appear to have been used earlier already (see below). Lances with coronels were specially conceived for formalised combat between two horsemen in which an accidental death was seen as regrettable yet collateral damage. The wound as a result of which the Dutch count Floris IV died at a tournament in France in 1234 was indeed caused by a lance fitted with a coronel (Zijlstra-Zweens, Of his Array etc. [1988], p. 66), so nearly twenty years earlier than the coronel’s first occurrence according to Seitz.
Overall length or coronel: 265 mm / Greatest width measured across the points: 61 mm / Greatest diameter of socket: 40 mm / Smallest diameter of same: 28.6 mm
Former Inv.nos. 671/Caa.1 & L.482
Loan from Nijenrode Castle, Breukelen, date unknown