Landsknechtdolk met gevest van geelkoper, 1490-1510
dolk
Te zien in het museum:M.15.00.23Q.03
Greep van brons met een kelkvormige contour, het boveneind uitwaaierend in een van boven overdwars gezien, smalle spitsovale gevestknop. Het kleine klinkkopje van de angel rust op een (separate, eveneens bronzen) klinkschijf in de vorm van een bloemkelk. Eveneens separate, bronzen horizontaal S-vormige pareerstang met eindknoppen in de vorm van grelots of rinkelbellen. De armen van de pareerstang buigen bijna volledig terug naar het gevest en wel zodanig dat zij tezamen de pareerinrichting een cirkelvorm geven. Zij zijn elk voor bijna de helft gevormd als een dikke kabel die uit een hondenkop te voorschijn komt. De greep is van boven naar beneden in drieën verdeeld gescheiden door twee gekabelde ribbels. De greepdoorsnede is zeskantig met op ieder vlak zes geciseleerde panelen met onder andere plantmotieven aangevuld met mascarons en kruisbloemen. De twee graten op de zijkanten zijn afgeplat en voorzien van schuine groeven. De panelen zijn aan de buitenzijde en de draagzijde gelijk. De bovenkant van de gevestknop heeft aan weerszijden van de angelknop twee diepe groeven afgezet met kabelranden en is overigens geciseleerd met kruisbloemen en maskers.
Tweesnijdende kling, viervlakkig van doorsnede en taps aflopend naar de punt toe.
Het gevest is duidelijk verwant aan dat van het landsknechtzwaard, de katzbalger, vgl. nr.39 (Inv.013211) en 40 (Inv.013212). De slanke veelkantige greep is nog gotisch, terwijl de kabelvormige ribbels rondom de greep en de eveneens gekabelde, horizontaal S-vormige pareerstang kenmerkend zijn voor de renaissance. De kling is zwaar aangetast en geheel gedeformeerd door destructieve corrosie.
Lengte totaal: 402 mm / Lengte kling: 278 mm / Grootste breedte kling: 21 mm
Oude inv.nrs. 909/Ei-69 & Do.94
Aangekocht in de antiekhandel, vóór 1963
Landsknecht dagger, 1490-1510
Inv.no. 015440
With bronze grip of calyx-shaped outline widening towards the top in a pommel which is pointed-oval when seen in plan. The small tang button is resting on a (separate, equally bronze) washer in the shape of a flower calyx. Horizontal, separate, bronze and in plan S-shaped crossguard with terminal buttons in the shape of jingle bells. The quillons almost entirely curve back towards the hilt in such a manner that together they give the guard a circle form. Each quillon is until almost half length formed as a thick cable emerging from a dog’s head. From top to bottom the grip is divided in three parts separated by two cabled ribs. The grip’s section is hexagonal and each face has six chiselled panels inhabited by foliate motifs, masks and crossflowers. The two crests in the sides are flattened and provided with slanting grooves. The panels on the obverse and the reverse are equal. The top face of the pommel has on either side of the tang button two deep grooves lined with cabled edges and the remainder is chiselled with crossflowers and masks.
Double-edged blade of lozenge-shaped section and tapering off towards the point.
The hilt is clearly related to that of the katzbalger or landsknecht’s sword, cf. No. 39 (Inv.no. 013211) and 40 (Inv.no. 013212). The sleek multi-sided grip is still in the Gothic style whereas the cabled ribs around it as well as around the horizontally S-shaped crossguard, are characteristic of the Renaissance. The blade is heavily affected, and also deformed, by destructive corrosion.
Overall: 402 mm / Blade length: 278 mm / Greatest width of blade: 21 mm
Former Inv.nos. 909/Ei-69 & Do.94
Purchased in the antique trade prior to 1963