Voetboog met inlegwerk van hoorn en met perkament overtrokken boog.
kruisboog
Te zien in het museum:M.14.0.23O.02
loopt over het midden een sierstrook met een wapen en sterrenbeeld. Het berkenschors op de buik heeft een motief van nauw aaneengesloten punten en een omlijste strook met bladranken.Zuil van hout (appel, peer of hage-/meidoorn). Van opzij gezien verloopt de zuil vanaf de tuimelaar enigszins naar boven. De bovenkant en de afgeronde hoeken zijn bezet met ingelegde plaatjes van been in verschillende kleuren en monden uit in een smalle strook die over de gehele lengte tot het uiteinde van de zuil loopt. De zijkant van de zuil is over de gehele lengte ingelegd met filets (= heel dunne stroken) en plaatjes van been, die bladranken en bloemkelken voorstellen. De tuimelaar is van been en wordt vastgehouden door drie (tegen zon geslagen) lijnen, die tezamen een lus vormen welke de zuil volledig omvat. Éénassig ijzeren slot. De slotplaat is van hoorn en bovenop de zuil ingelegd. Hij heeft ruitvormige uiteinden en vormt een eenheid met de aansluitende, ruitvormige inlegplaatjes van been op de zijkanten. IJzeren stangtrekker met een spitse, naar voren gebogen knie en een lange trekker die in een flauwe boog naar achter uitloopt. De boog en de ijzeren voetbeugel worden tezamen door een bindsel van touw op hun plaats gehouden.
Toestand van het wapen. Over het gehele oppervlak is het hout van de zuil wormstekig. Bovendien is de zuil waarschijnlijk in de loop der jaren iets naar boven krom getrokken; oorspronkelijk moet hij kaarsrecht zijn geweest, een absoluut vereiste om op grote afstand te kunnen richten en treffen. Op de nokken van de boog is de berkenschors op enkele plaatsen gebarsten, waardoor de gelaagde opbouw van de boog te zien is. De gevorkte klinknagel in de boutgeul boven op de zuil ontbreekt. De inlegplaatjes van hoorn zijn hier en daar gerestaureerd. Opmerkelijk in dit opzicht zijn lichtgekleurde plaatjes bij de tuimelaargeleider. Eveneens opmerkelijk, en in feite uitzonderlijk, is dat de benen platen die de tuimelaar omringen niet één plaat vormen maar uit verschillende stukken bestaan. Meestal betreft het één plaat waarin een schuin lopend doorlaatgat voor het opnemen van de tuimelaardraad is aangebracht; het ontbreken van dit doorlaatgat wijst duidelijk op een latere aanpassing.
Deze kruisboog lijkt zowel te zijn ingericht voor het spannen met een gordelhaak als met een spanner met tandheugel. Achter de trekker, dwars door de kolf, steekt een ijzeren spanner-as naar beide kanten uit. Bij kruisbogen was de toepassing van twee manieren van spannen gebruikelijk. Mogelijk is het onderhavige exemplaar eerst alleen voor de gordelhaak uitgerust en de spanner-as pas later toegevoegd. De kunstige versiering op dit wapen, mogelijk aangebracht door een gespecialiseerd ambachtsman, maken het tot een bijzonder exemplaar. De vormgeving van het wapen, in het bijzonder de spitse vorm van de stangtrekker en de versiering vertonen duidelijk kenmerken van de gotiek. Er zijn maar zeer weinig vijftiende-eeuwse kruisbogen bewaard gebleven, de vroegste die men tegenkomt stammen meestal uit de zestiende eeuw.
De asymmetrische vorm van de kolf maakt deze geschikt om bij het aanleggen (“aanslaan”) tegen de wang te plaatsen. Het voordeel van een hoornen boog ten opzichte van een stalen boog is dat hij bij koud weer minder snel brak.6 Stalen bogen waren echter makkelijker te maken en kwamen daardoor meer voor dan composietbogen, dat wil zeggen bogen zoals de onderhavige: van ingewikkelde constructie opgebouwd uit lagen hoorn afgewisseld met dierlijke pezen. Volgens Blackmore & Wilson (1989, p. 6-7, zie bibliografie) zijn composietbogen afkomstig uit het oosten en kwamen in de twaalfde eeuw naar West-Europa. Zij delen verder mee dat hun vervaardigingswijze een goed bewaard geheim was en dat de benodigde vaklieden zelfs uit het oosten hier heen kwamen, zoals een zekere “Peter the Saracen” die in 1205 in Engeland werkzaam was.
Voor zover wij hebben kunnen nagaan is de onderhavige boog voor het eerst kort genoemd en ook afgebeeld door R.B.F. van der Sloot, de toenmalige conservator oude wapens van het Legermuseum, op p. 68 en plaat 8 van zijn boekje Middeleeuws wapentuig (1964; zie bibliografie). Veel uitgebreider is de boog behandeld in de recente catalogus door Jens Sensfelder, Crossbows in the Royal Netherlands Army Museum, Cat. 19 (p. 154-159) (2007; zie bibliografie).
Lengte zuil: 742 mm / Lengte boog: 631 mm / Gewicht: 2890 gr.
Literatuur: Sloot, Van der, (1964); Blackmore & Wilson (1989); Sensfelder (2007)
Oude inv.nrs. onbekend
Herkomst onbekend
5 De specialist noemt de rug van de boog wat de leek als de “voorkant” zou noemen. Andersom moet wat de laatstgenoemde de “rug” of “achterkant” van de boog zou noemen de buik heten.
6 Een spectaculaire afbeelding van het breken van een stalen boog tijdens een jachtpartij is te zien op plaat 34 van de Theuerdank van 1517 (zie bibliografie). Het incident vond niet in de vrieskou plaats maar de schutter, keizer Maximiliaan, schoot met een kruisboog waarvan een der stalen armen al op breken stond. De keizer, wiens baret van zijn hoofd werd weggeschoten, kwam met de schrik vrij maar de afgebroken boog-arm verwondde een achter de keizer staande dienaar zwaar aan het hoofd.
Hunting crossbow with horn bow, middle of the 15th century
Inv.no. 11464
The bow itself is of horn and covered in printed birch bark over its entire surface. On the back of the bow3 runs an ornamental strip with an armorial device and a constellation. The birch bark on the belly of the bow has a printed motif of closely arranged points and a framed strip with foliate scrolls. Wooden stock (apple, pear or hawthorn). From the tumbler to the front the stock is slightly veering upwards. The upper side and the rounded corners are inlaid with bone plaques in various colours which engage a narrow strip of white bone which runs all along the entire top of the stock. The sides of the stock are inlaid from fore to aft with fillets (= very narrow strips) and bone plaques representing foliage and flower calices. The tumbler is bone and affixed by three (right-hand) twisted threads together forming a loop which completely spans the stock. Single-axled iron nut lock. The lockplate is horn and inlaid on top of the stock. It has triangular extremities and forms one unit with the adjacent, inlaid, rhomboidal bone plaques on the sides. Iron lever trigger with a forward-curving pointed knee and a long lever pointing towards the rear in a shallow curve. The bow and the iron stirrup are held together to the front end of the stock by a binding of rope.
The entire surface of the wooden stock is worm-eaten. Furthermore it is likely that over the years the stock has become warped in an upward direction; originally it should have been as straight as an arrow, an absolute requirement so as to be able to aim and shoot at long distance. The birk barch on the nocks of the bow is cracked in some places making it possible to see the bow’s laminated construction. The forked rivet in the bolt groove on top of the stock is missing. Some of the bone inlay plaques are restored. Remarkable in this connection are the light-coloured plaques near the nut seat. Remarkable, too, and in fact exceptional, is that the plate surrounding the tumbler is not in one piece but is constituted of several bone plaques. If this plate were single an oblique piercing for the tumbler thread would be in it. Since there is no piercing anywhere in the plaques now surrounding the tumbler it is clear that they are a later replacement.
This crossbow seems to have been constructed to be spanned both with a belt hook and a cranequin. Behind the trigger lever, transversely through the butt, emerges an iron cranequin-lug on both sides. It was customary that crossbows could be spanned in two ways. Possibly the example in question was initially equipped for the belt-hook and the cranequin-lug added later. The artful decoration of this weapon, possibly applied by a specialised artisan, makes it a special example. Its design, especially the pointed shape of the lever trigger, and its decoration clearly show the characteristics of the Gothic style. Only a very small number of crossbows from the fifteenth century have been preserved; the earliest bows one encounters are generally from the sixteenth century.
The asymmetrical shape of the butt makes it suitable to be held against the cheek when the bow is levelled. The advantage of a horn bow over a steel bow is that in cold weather it snapped less easily4. However, steel bows were easier to make and therefore occurred more than composite bows. The latter, like the one under discussion, is of complicated construction, built up from layers of horn alternating with animal sinews. According to Blackmore & Wilson (1989, p.6-7, see bibliography) composite bows originated in the East coming to Western Europe in the 12th century. They also inform us that the manner in which these bows were constructed was a well-kept secret and that even the necessary skilled labourers moved from the East to the West, such as one “Peter the Saracen” known to have been working in England in 1205.
As far as we have been able to ascertain the bow in question was for the first time briefly mentioned and also illustrated by R.B.F. van der Sloot, curator of old arms and armour at the Legermuseum, on p.68 and Plate 8 of his booklet Middeleeuws wapentuig (1964; see bibliography). The bow has been treated much more extensively in the recent (2007) catalogue by Jens Sensfelder, Crossbows in the Royal Netherlands Army Museum, Cat. 19 (p. 154-159) (see bibliography).
Overall (length of stock): 742 mm / Length of bow: 631 mm / Weight: 2890 gr.
References: Sloot, Van der, (1964); Blackmore & Wilson (1989); Sensfelder (2007)
Length of tiller: 742 mm / Length of bow: 631 mm / Weight: 2,89 kilograms
We have been unable to find former Inv.nos. or information on the provenance
3 The specialist calls the back of the bow what the layman calls its front! Conversely, the back of the bow should be termed its belly.
4 A spectacular image of the breaking of a steel bow during a hunting party can be seen on Pl.34 of the Theuerdank of 1517 (see bibliography). The incident, however, did not take place in freezing cold but the shooter, Emperor Maximilian, shot with a crossbow of which one of the steel arms was already at breaking point. The emperor, whose beret was shot away, had a lucky escape but the separated bow-arm seriously injured the head of a servant standing behind him.