Goedendag, Nederland, 1300-1400
goedendag
Te zien in het museum:M.14.0.20O.03
Met ronde essenhouten stok (een kort fragment en niet authentiek) met een smeedijzeren kop bestaande uit twee aparte delen: (1) een platte kraag rondom het bovenuiteinde tevens fungerend als slagring omdat in de bovenrand ervan vier slagpunten op onderling gelijke afstand zijn uitgewerkt, en (2) een 165 mm lange tapse steekkling van vierkante doorsnede die uit de bovenkant van de stok te voorschijn komt en recht naar voren steekt. De angel (eveneens taps en bijna even lang maar iets minder dik) van deze kling is ingeplant in het door de slagring omringde houten bovenuiteinde.De goedendag, naar zijn uiterlijke vorm in de vroegere historiografie ook wel gepinde staaf of staf of kandelaar genoemd, is een slagwapen met een niet al te korte maar wel dikke houten stok, met een kop bestaande uit een ijzeren slagring en een dikke naar voren stekende scherpe punt. Eeuwenlang heeft er onder historici onzekerheid bestaan over hoe de goedendag er precies uitzag. Een belangrijke stoot in de richting van een definitieve consensus hierover gaf de zogenaamde kist van Oxford10 waarop enkele in reliëf gesneden panelen staan van gevechten w.o. de slag bij Kortrijk, ook genaamd de “Slag der Gulden Sporen”, van 2 juli 1302, waarop men de in slagorde staande Vlaamse boeren en burgers duidelijk goedendags ziet dragen. Deze zien er overigens uit als zeer effectieve lange knotsen; ze hebben een veel dikkere bovenrand als het exemplaar van het Legermuseum en het is voorstelbaar dat een onverschrokken strijder met dit wapen een enorme slag kon leveren en dat wanneer het als stootwapen werd gebruikt de scherpe pen dankzij de dikke kop waaruit hij naar voren stak een zodanige massa had dat hij zonder problemen door een pantser kon heendringen.
De naam “goedendag” voor deze knots heeft al van oudsher voor veel commentaar gezorgd. Ook voor onbedoeld hilarische: “goden dac c’est bonjour”, aldus de Fransman Guillaume Guiart, tijdgenoot van de slag in 1302 (vermeld bij Verbruggen [1977], op.cit., p. 66). Voor zover wij weten lijkt de vroegere conservator oude wapens van het Legermuseum, R.B.F. van der Sloot, de enige te zijn die er op heeft gewezen dat aangezien het Middelnederlandse (oorspronkelijk Keltische) woord “dag” of “dagge” dolk betekent het voor de hand ligt dat een “goeden dag” een “goede dolk” betekende (Sloot, Van der, [1964], op.cit., p. 59). Of dit een juiste interpretatie is zijn wij niet in staat te bevestigen of te ontkennen; wel erkennen wij dat het een vernuftige hypothese is.
In de kraag van de slagring zit een verticale scheur. Het essenhouten fragment van de stok is door het museum gemaakt. Toen de ijzeren onderdelen het museum binnenkwamen bestonden zij uit twee losse delen: de pen (met een bijna even lange angel van dezelfde vorm) en de slagring. Voor zover bekend is er nog nooit een intacte goedendag opgegraven of historisch bewaard gebleven. Daarentegen zijn alle gave kennelijk oude exemplaren lichte, gedegenereerde (traditie- of herinnerings-?)exemplaren die hoogstwaarschijnlijk van veel latere datum zijn dan uit het begin van de 14e eeuw. Een voorbeeld daarvan bevindt zich eveneens in de collectie van het Legermuseum maar die hebben wij niet willen opnemen.11 In het “STAM”, het Stadsmuseum te Gent (B.) (voorheen het Bijloke Museum) bevinden zich diverse opgegraven slagkoppen en punten van goedendags; daaronder ook tamelijk dunne exemplaren zoals het onze maar toch ook enkele die substantieel genoeg zijn om effectieve wapens te zijn geweest en die uit de tijd van de Guldensporenslag kunnen stammen.
Totale lengte inclusief stokfragment: 571 mm / ijzeren kop totaal: 240 mm / punt: 165 mm /
kraag: 74 mm / breedte basis kraag: 35 mm/ breedte basis punt: 22 mm
Literatuur: J.F. Verbruggen, “De goedendag” (1977); J. van Malderghem, La vérité sur le “Goedendag” (1895); Sloot, Van der, Middeleeuws wapentuig (1964); Oman (1924), History of the Art of War in the Middle Ages, Vol. II
Oude inv.nrs.: 15996/Ca-229
Aankoop 1978. Gevonden in 1966 tussen puin in de gemeente De Waal, een dorp in de buurt van Den Burg op Texel
10 Bewaard in het New College te Oxford. De bekende Britse historicus Charles Oman claimde in deel 2 van zijn boek A History of the Art of War in the Middle Ages (revised ed. 1924), p. 114, dat hij de eerste was die omstreeks 1883 de historische significantie van de panelen heeft gedefinieerd.
11 Inv. 016658. Dit wapen (en ook de goedendag in het algemeen) is besproken in R.B.F. van der Sloot, Middeleeuws wapentuig (1964), p. 57-59 en een foto ervan is te zien in fig. 5 (links). Professor J.F. Verbruggen (1977, zie bibliografie) was terecht van mening dat dit exemplaar er “zeer verdacht” uitzag. Hij verweet Van der Sloot dat die er alleen een stootwapen in zag, wat op zichzelf klopt want de “slagring” stelt werkelijk niets voor en is eerder een klein dun randje.
Goedendag, first half of 14th century
Inv.no. 012763
With an ashen pole of circular section (a fragment and not authentic) fitted with a forged iron head consisting of two separate parts: (1) a flat collar around the top simultaneously adapted so as to function as a beating ring owing to four equidistant short points worked into the upper edge, and (2) a long tapering stabbing point of square section emerging from the top of the pole and pointing longitudinally forward along the centreline. The tang of this point (equally of square section, almost as thick as the point and itself tapering off to a sharp end) is planted into the top face of the pole and surrounded by the beating ring.
The goedendag, after its external shape also called a pinned stave or chandelier in the earlier historiography, is a club-like arm with a thick and not too short wooden pole fitted with an iron beating ring and a forward-pointing thick sharp point equally of iron. For several centuries historians have been uncertain about the exact appearance of the goedendag. An important push in the direction of a definitive consensus was produced by the evidence provided by the so-called Oxford chest8 which has a number of panels carved in relief with representations of fights, amongst which the Battle of Courtrai, also called the “Battle of the Golden Spurs”, of 2 July 1302, in which Flemish farmers and civilians are depicted standing in battle order clearly armed with goedendags. The latter have the appearance of very effective long clubs; they have a much wider beating ring around the top and it is imaginable that a dauntless combatant could deliver an enormous blow with this weapon and that it, when used in stabbing the sharp pin protruding from the thick head had such a mass that it could penetrate armour without problems.
The name “goedendag” (literally “good day”) for this type of club has of old brought about a lot of comment, including unintended hilarious ones: “goden dag c’est bonjour”, so the Frenchman Guillaume Guiart, a contemporary of the battle in 1302 (mentioned in Verbruggen [1977], op.cit., p. 66). As far as we are aware the former curator of old arms and armour of the Legermuseum, R.B.F. van der Sloot, was the only one to point out that the Middle Dutch (originally Celtic) word dag or dagge means dagger and that as a consequence “goeden dag” would mean “good dagger” (Sloot, Van der, [1964], op.cit., p. 59). We are not capable of confirming or denying whether this is a correct interpretation although we are prepared to admit that it is an inventive hypothesis.
In the collar of the beating ring is a vertical tear. The ashen fragment of the pole has been added by the museum. When the iron parts entered the museum they consisted of two separate items: the pin or point (with a tang of almost equal length and of the same form) and the beating ring. As far as is known an intact goedendag has so far never been excavated and neither has one been historically preserved. All sound and apparently old examples seem to be light, degenerated (traditional or commemorative) items very probably of much later date than the early 14th century. One such clearly degenerated example is also to be found in the collection of the Legermuseum but we were reluctant to include it in this book.9 In the “STAM” or Stadsmuseum in Ghent (B.) (formerly the Bijloke Museum) are several excavated beating rings and points of goedendags; among them are rather thin examples like ours but also a number which are substantial enough to have been effective weapons and which may date back to the era of the Battle of Courtai.
Overall including the pole fragment: 571 mm/ total length of iron head: 240 mm/ length of point: 165 mm/ length of collar: 74 mm/ width of lower collar rim: 35 mm/ width of point at the base: 22 mm
References: J.F. Verbruggen, “De goedendag” (1977); J. van Malderghem, La vérité sur le “Goedendag” (1895); Sloot, Van der, Middeleeuws wapentuig (1964); Oman, History of the Art of War in the Middle Ages, Vol. II (1924)
Former Inv.nos. 15996/Ca-229
Purchase 1978. Found in 1966 among rubble in the municipality of De Waal, a village in the neighbourhood of Den Burg on the isle of Texel
8 Preserved in the New College in Oxford. The well-known British historian Charles Oman claimed in part 2 of his book A History of the Art of War in the Middle Ages (revised ed. 1924), p. 114, that he was, round about 1883, the first to have defined the historical significance of the panels.
9 Inv.no. 016658. This weapon (and also the goedendag in general) was discussed in R.B.F. van der Sloot, Middeleeuws wapentuig (1964), p.57-59 and a picture of it can be seen in fig. 5 (left). Professor J.F. Verbruggen (1977, cf. the bibliography) was correct in suggesting that this example looked “very suspicious”. He blamed Van der Sloot to have regarded it only as a stabbing weapon but we think that in this our predecessor was correct for the “beating ring” does not really amount to much and in reality rather looks like a small thin rim.