Armet, blank, Italië, 1500-1525
armet
Van ijzer, de helmbol enigszins afgeplat en van boven gezien ovaal van doorsnede, bestaande uit twee grotendeels over elkaar heen liggende platen. Daarvan heeft de bovenste, de zgn. voorhoofdsplaat, vooraan een platte, brede omgeslagen rand. Over de gehele bovenkant in het midden loopt in de lengterichting een brede ribbel. De achterranden van de voorhoofdsplaat zijn uitgeschulpt. De staart van de ribbel op de voorhoofdsplaat loopt door tot op het achterhoofd. De bovenliggende plaat is bevestigd met vijf klinknagels waarvan de middelste zich op het achteruiteinde van de ribbel bevindt. De onderliggende helmbol is van dunner ijzer en niet uit één stuk geslagen maar bestaat uit twee aaneen gewelde helften, ieder met een eigen middenribbel in lengterichting (waarvan de holte alleen aan de binnenkant van de helm zichtbaar is).De gelaatsbescherming bestaat uit een blaasbalgvizier, op- en neergaand en draaibaar aan de zijkanten door middel van grote afgeplat-bolle klinknagels. De vizierspleet loopt zonder onderbreking door van links naar rechts. Boven de spleet begint een verticale ribbel die over de ribbel in de voorhoofdsplaat schuift. De bovenrand van het vizier is aan weerszijden twee keer uitgeschulpt. De rest van het vizier heeft onder de vizierspleet een scherpe verticale middengraat die tot over de kin reikt. Deze graat markeert vijf opeenvolgende, horizontale vouwen die bijna tot de zijranden van het vizier doorlopen en waarvan de meeste zijn doorslagen met luchtgaten. De onderrand van de vizierspleet is horizontaal en springt naar voren. Op de rechterkant van het vizier, tussen de tweede en derde vouw, bevindt zich een rechte, taps aflopende, 33 mm lange hefpal met eindknop. Onder deze hefpal zit een oog voor de draaibare bevestigingshaak op de wang- en kinplaat.
Aan weerszijden van de helmbol zijn omhoogscharnierende platen vastgeklonken, namelijk een stel kaakplaten waarvan de kaaklijn is gemarkeerd door een scherpe vouw. De kaakplaten stulpen tot aan de nekrand sterk naar buiten uit met een naar buiten gewende platte flensrand. Langs de nekrand een serie gaten voor de voering (= verdwenen). De voorranden van de kaakplaten hebben bovenaan dikke flensranden, de onderkanten vallen over elkaar heen (rechts over links) en zijn aan elkaar bevestigd door middel van een drukknop in het midden vooraan. De achterranden reiken over een smalle verticale strook heen die zowel over het achterhoofd als de nek loopt. Deze strook is aan binnenkant van de helmbol vastgeklonken, heeft een centrale graat en is aan de onderrand naar buiten omgeflenst. Onderaan in de strook bevindt zich op de linker- en de rechterrand telkens een driehoekige uitsparing waarin de kaakplaten van achteren worden vastgehouden. Bovenaan de strook is een balustervormig ijzeren steeltje gemonteerd van 2 cm op het uiteinde waarvan een veelhoekige nekschijf draaibaar is vastgeklonken. Het buitenvlak van de schijf heeft radiaal verlopende vouwen en graten en een naar de helm toe omgeknikte smalle rand. De randen van alle platen hebben brede afschuiningen.
De gecompliceerde constructie van de armet, met zijn openklapbare helmbol, noopt tot de al even ingewikkelde beschrijving hierboven. De voorkant van het vizier is beschadigd, enkele randen zijn ingescheurd. De helm is ontzet en sluit daardoor achter niet goed. Mogelijk is dit te verklaren uit de opmerkelijke, op zichzelf zeldzame, combinatie van een armet-met-nekschijf en een blaasbalgvizier. Dergelijke armets hadden namelijk doorgaans een vizier of gezichtsplaat met een puntig en hoekig profiel (Italiaanse stijl) of met een puntig en afgerond profiel (Spaanse stijl), terwijl men blaasbalgvizieren meer tegenkomt op de compactere salade-helm van omstreeks 1500 of op de zgn. Duitse of “Maximiliaanse” armet (die doorgaans bovendien was voorzien van een nekkrans waarop de gehele helm lateraal kon draaien; zie nr. 5 (inv.nr. 050748) voor een voorbeeld van een dergelijke helm).
De wens om het hoofd volledig met ijzeren platen te omsluiten en het desondanks met helm en al te kunnen laten draaien (dit in tegenstelling tot de in toernooien gebruikte veel zwaardere zgn. paddenkophelmen die onbeweeglijk vastzaten) leidde behalve tot de hierboven genoemde “Maximiliaanse” armet tot de armet-met-nekschijf, een nauwsluitende vizierhelm met grote kaakplaten die heel ver naar achteren doorliepen en die om hem op- en af te kunnen zetten opengevouwen moesten worden.
Met uitzondering van de armet-met-nekschijf in de Spaanse stijl op het harnas van Karel van Egmond, hertog van Gelre (1492-1538), in de Eusebiuskerk te Arnhem6, is het exemplaar van het Legermuseum de enige armet als zodanig in een openbare Nederlandse collectie.
Of de hier getoonde combinatie - dus afkomstig van of geïnspireerd op verschillende helmtypen - uit de tijd is of op een veel later tijdstip (bijvoorbeeld door een verzamelaar of handelaar) is samengevoegd, is lastig te zeggen maar het eerder genoemde, slechte aan en in elkaar passen van de onderdelen geeft wel te denken. Echter aangezien zowel het vizier als de rest van de helm hoogstwaarschijnlijk uit dezelfde tijd zijn, namelijk ca. 1505 - ca. 1510, kan toch niet helemaal worden uitgesloten dat de combinatie authentiek is, met andere woorden dat de helm in de hier getoonde samenstelling aldus in het begin van de 16e eeuw is gemaakt en dat de constructie later om een andere reden iets ontzet is geraakt.
Over het exacte doel van de nekschijf op armets is men het niet eens. Mogelijk diende de schijf ter bescherming van de eronder liggende naden in de helmbol. Deze naden, die inderdaad de hele helm konden doen openklappen, waren heel lang, lagen vlak naast elkaar en vormden tezamen een kwetsbaar onderdeel van de helmconstructie. Oakeshott (European Weapons and Armour, 1980, p.118) vindt de nekschijf voor dit doel echter te fragiel (“too flimsy”). Volgens hem diende de schijf om een extra plaat, een overgezichtsplaat, te bevestigen die aan de linkerzijde van de voorkaak over de helm heen lag en extra bescherming moest geven tegen lansstoten op de helm. Echter, evenals het met de bevestiging van een overgezichtsplaat, ja zelfs een nog veel omvangrijkere barbier, op de toernooiarmet nr. 6 (inv.nr. 050422) mogelijk moet zijn geweest, had voor het vasthouden van een overgezichtsplaat op de armet die wij hier bespreken in plaats van een nekschijf een schroef met een dikke uítstekende kop volstaan.
Breedte buitenste helmbol: 208 mm / Binnenste helmbol: 211 mm / Lengte buitenste helmbol: 255 mm / Binnenste helmbol: 238 / Hoogte helm: 322 mm / Doorsnede nekschijf: 80 mm
Literatuur: Oakeshott (1980); Sloot, Van der, (1985) (zie bibliografie)
Oude inv.nrs. H-125 & i.1346/ba.23
Aankoop 1950 uit de collectie van Kasteel Nijenrode, Breukelen7
6 Voor zover bekend is dit het oudste platenharnas in Nederland. Wonder boven wonder is het in stukken teruggevonden tussen de puinhopen van de kerk, die tijdens de gevechten om Arnhem in september 1944 in brand was gevlogen en daarna ingestort. Het bijbehorende zwaard is niet meer teruggevonden en het nu aanwezige exemplaar, een lichte tweehander of zgn. lang zwaard, is een vervanging (authentiek of replica = onbekend). Het (incomplete) harnas is twee maal gerestaureerd in het Legermuseum, waarbij het opnieuw op een houten figurine is geplaatst voorstellende een biddende en knielende Karel van Egmond. De lokaal als “de man in het kastje” bekend staande, geharnaste figuur is opgesteld in een hoog aan een zuil vastgemaakte vitrine van de gerestaureerde kerk. De toenmalige conservator oude wapens van het Legermuseum, drs R.B.F. van der Sloot, heeft het harnas, dat hij dateert op ca. 1510-1515, in 1985 besproken in een artikel (zie bibliografie).
7 De kunstverzameling van de Amsterdamse handelaar Jaques Goudstikker werd in Kasteel Nijenrode bewaard en ging na zijn dood in 1940 over naar zijn weduwe mevr. Dési Goudstikker-Halban. De wapens uit de verzameling van haar man verkocht zij in 1950 aan het Legermuseum.
Armet with bellows visor and neck disk, c. 1505 - c. 1510
Inv.no. 050758
Iron, with somewhat flattened skull with an oval contour when seen from above, comprising two largely overlapping plates. The overlapping plate, or so-called brow reinforce, has a flat and wide turned edge at the front. Along the centre of the skull’s entire upper side runs longitudinally a wide rib. The rear edges of the brow reinforce are scalloped. The tail of the rib on the brow reinforce continues to the rear head. The overlapping plate is affixed by five rivets of which the middle one is located on the rear end of the rib. The skull underneath is of thinner iron and not forged from one piece but in two halves welded together and with an own longitudinal central rib (the hollow bottom of which is only visible from the helmet’s inside).
The face protection consists of a visor of bellows type pivoting up and down on a pair of rivets with large flattened-convex heads. The sight runs from left to right without interruption. In the centre above the sight begins a vertical rib which is guided over the rib in the brow reinforce. The upper edge of the visor is scalloped twice on each side. The remainder of the visor underneath the sight has a sharp, central vertical crest reaching until past the chin. The crest marks five successive horizontal ridges the ends of which almost reach the side edges of the visor and of which most are pierced with ventilation holes. The lower edge of the sight is horizontal and protrudes forward. On the visor’s right-hand side, between the second and the third crest, is located a straight and tapering lifting peg of 33 mm length and with a terminal button. Underneath the peg is an eye for a pivot hook affixing the visor to the cheek piece.
The cheek piece is one of an upward-hinging pair of large size affixed to either side of the skull and of which the chin line is marked by a sharp crest. Each one flares widely outwards until the neck edge which is flat and turned. Along the neck edge is a series of holes for the helmet’s lining (= not present). The frontal edges of the cheek pieces have thick turned edges along the top while the lower edges are overlapping right over left and the pieces are affixed to each other by means of a push button in the centre at the front. The rear edges reach over a very narrow neck plate. The latter is rivetted to the inside of the skull, has a central vertical crest and a lower edge turned towards the outside. At the bottom of the neck plate is on each side edge a triangular cut-out in which the cheek pieces are held from behind. At the top of the neck plate is mounted a baluster-shaped 2 cm long iron stalk on the end of which is a multi-angular, pivoted neck disk. The outer face of the disk has radial ridges all around flanking hollow triangles running until a surrounding narrow edge folded towards the helmet.
The edges to all plates are widely chamfered.
The complicated construction of the armet, with its upward-folding skull, necessitates the equally complicated aforementioned description. The front of the visor is damaged, some edges are torn. The helmet is a bit out of alignment causing the parts at the rear not to join properly. This may be explained by the remarkable, in itself rare, combination of an armet-with-neck disk and a bellows visor. Such armets commonly had either a visor or face-plate with a pointed and angular profile (Italian style) or with a pointed and rounded-off profile (Spanish style), whereas bellows visors are rather encountered on sallets of about 1500 or on the so-called German or “Maximilian” armet (which was commonly constructed with a hollow rim rotating on the gorget; see No. 5 (Inv.no. 050748) for an example of such a helmet).
The desire to enclose the head completely with iron plates and yet enable it to be laterally turned together with the helmet (contrary to the so-called frog-mouthed helm used in the tournament which was much heavier and mounted in a fixed position) led besides the aforementioned “Maximilian” armet to the armet-wth-neck-disk, a close-fitting visored helmet with large cheek pieces running quite far towards the rear and which had to be folded open so as to put it on or remove it.
With the exception of the armet-with-neck-disk in the Spanish style on the armour of Charles of Egmond, duke of Guelders (1492-1538), in the Eusebius church in Arnhem4, the armet in the Legermuseum is the only example of such a helmet in a public collection in the Netherlands.
Whether the combination the helmet is now in – either taken from or inspired on various types of helmet – is either historically authentic or was put together at a much later stage (for instance by a collector or a dealer), is difficult to say but the aforementioned ill fit of the various skull parts at the rear gives food for consideration in this respect. However, as both the visor and the rest of the helmet are presumably of the same period i.e. c. 1505-c. 1510, it cannot be ruled out entirely that the combination is authentic, in other words that the helmet in the constitution it now has was made as such in the beginning of the sixteenth century and that some of its constituent parts later became somewhat ill-fitting for some reason or other.
The exact purpose of the neck disk is cause for dissention among the specialists. Possibly it served to protect the joints in the helmet skull underneath it. These joints, by which indeed the entire helmet could be folded open, were very long, positioned very closely to each other and together formed a vulnerable part in the helmet’s construction. However, Ewart Oakeshott (European Weapons and Armour, 1980, p. 118) thought the disk to be “too flimsy” for this purpose. Instead he assumed that the disk served to affix an extra plate, a reinforcing buff or grandguard. This was positioned over the helmet and on the left side of the frontal jaw and it had to provide extra protection against lance thrusts. However, just as it must have been possible with the fixment of the reinforcing buff or even the much more extensive grandguard on the armet for the tournament No. 6 (Inv.no. 050422), retaining a reinforcing buff on the helmet under discussion would not even have had to be held by the (stalk of the) neck disk either. Instead, merely a screw with a thick protruding head would have sufficed.
Width of outer skull: 208 mm / Width of inner skull: 211 mm / Length of outer skull:
255 mm / Length of inner skull: 238 mm / Height of helmet: 322 mm / Diameter of neck disk: 80 mm
References: Oakeshott (1980); Sloot, Van der, (1985), see bibliography
Former Inv.nos. H-125 & i.1346/ba. 23
Purchased 1950 from the collection of Nijenrode Castle, Breukelen5
4 As far as known this is the oldest existing plate armour in the Netherlands. By amazing good fortune pieces of it were retrieved from among the rubble of the church which during the fighting for Arnhem in September 1944 had caught fire and finally collapsed. The belonging sword, however, was not found back and the example now with the armour, a light two-hand sword or long sword, was added (authentic or replica = unknown). The (incomplete) armour has been restored twice at the Legermuseum which also mounted it on a new wooden figurine representing a praying and kneeling Charles of Egmond. The armoured figure, locally nicknamed “the man in the cabinet”, is displayed in the restored church in a glass case mounted high up against a pillar. Mr R.B.F. van der Sloot, then curator of old arms at the Legermuseum, has published an article in 1985 (see bibliography) about the armour which he dates to be c. 1510-1515.
5 The art collection of the Amsterdam dealer Jacques Goudstikker was preserved in Nijenrode castle near Utrecht and after his death in 1940 went to his widow Mrs Dési Halban-Goudstikker. She sold the arms and armour in the collection in 1950 to the Legermuseum.