Armet voor het steekspel, blank, 1550-1575
armet
Tekst uit de tentoonstellingscatalogus bij de geklijknamige tentoonstelling "Willem" april-oktober 2018, tevens tentoonstellingstekst "Willem" subthema 2.8.4Voor het zestiende-eeuwse steekspel werden helmen steeds zwaarder uitgerust. Met een goed gemikte lansstoot tegen
de helm van de tegenstander was de kans groot dat deze uit het zadel zou vallen. Om zulke zware klappen te kunnen
opvangen, werden speciale helmen voor het steekspel ontworpen. De dikke schroef rechts op de voorzijde maakte
het mogelijk om een extra zogeheten overgezichtsplaat te monteren. Deze bood nog meer bescherming aan hoofd, hals
en schouder.
Van ijzer, bestaande uit een helmbol, een vizier met ver naar achteren doorgetrokken voorhoofdsplaat, een gezichtsplaat en een kaakplaat. Een overgezichtsplaat is verdwenen (zie commentaar). De helmbol is uit één plaat geslagen en heeft een centrale kam van driehoekige doorsnede. De onderrand van de kaakplaat en die van de helmbol vormen tezamen een brede nekkrans. Langs de onder- en achterranden bevinden zich voeringgaten, deels open, deels nog gevuld met de koppen van de bevestigingsnagels. Achterop de helmbol in het midden een pluimkoker van glad ijzerblik op een langwerpige voet waarvan de uitsteeksels zijn bevestigd met messing klinknagels.
De bescherming van de voorste helft van het hoofd, dus inclusief het gelaat, bestaat uit drie delen: (1) een vizier met verticale middengraat en een horizontale kijkspleet met vooruitspringende onderkant, het geheel geïntegreerd met een voorhoofdsplaat die tot aan de achterhelft van de helmbol reikt, (2) een gezichtsplaat die het vizier gedeeltelijk doubleert en waarvan de onderrand over (3) een kaakplaat heenreikt. Alle genoemde delen kunnen omhoog en omlaag draaien op één stel klinknagels opzij met grote cirkelvormige, straalvormig geciseleerde rozetten.
De bevestiging van de kaakplaat aan de helmbol gebeurt rechts opzij, vlak boven de nekkrans, door middel van een aangeklonken scharnierende strook met een knop-met-sleutelgatverbinding, een zgn. wervelstift. De bevestiging van de gezichtsplaat gebeurt met een draaibare haak rechts opzij, voorzien van een hefpal. Deze pal, die in een oog moet vallen dat vastzit aan het onderuitsteeksel van het vizier dat onder de gezichtsplaat ligt, steekt door een uitsparing in de bovenrand van de gezichtsplaat heen. Meer naar voren toe op de gezichtsplaat, vlakbij de middengraat, bevindt zich in de bovenrand rechts een tweede uitsparing, echter deze dient om plaats te bieden aan de hefpal van het eronder liggende vizier. Onmiddellijk onder deze hefpal (nog steeds op de rechterzijde van de gezichtsplaat) bevindt zich een dikke schroef ter bevestiging van een (niet aanwezige) overgezichtsplaat. De schroefschacht zit aan de binnenkant van de plaat vast in een brug. Eveneens op de rechterzijde van de gezichtsplaat, tussen de laatstgenoemde schroef en de draaibare bevestigingshaak, is een rechthoekig helmvenster gelegen. Het venster is afgesloten door een precies in de uitsparing passend ijzeren plaatje dat in de opening wordt vastgedrukt door een veer aan de binnenzijde.
Deze zware helm was bedoeld voor de joest, het steekspel met een barrière, dus een lange afscheiding aan weerszijden waarvan de contrahenten te paard in galop elkaar moesten naderen en trachten te treffen. Slaagde men erin de helm van de tegenstander precies in het midden van voren te treffen, dan kon men hem met deze ene treffer uit zijn zadel stoten waarmee het pleit onmiddellijk beslecht was. De hier en daar volgens het duplex-systeem dubbel uitgevoerde platen van de helm zijn door de extra bescherming die zij boden getuigenissen van het geweld waaraan deze helmen blootstonden om het hoofd dat zij beschermden niet direct te laten raken. Op elkaar afkomend langs de barrière hielden de tegenstanders hun lans boven de nek van hun paard en richtten hem over de barrière heen naar links. Dat betekent dat dus de eventuele uitsteeksels van alle onderdelen van helm en harnas waarachter de toernooilans van een tegenstander kon blijven haken, op de rechterzijde, namelijk de kant die afgewend was van de tegenstander, moesten zitten.
Gezien zijn grootte en vorm, en ook zijn exacte locatie, heeft de dikke schroef op de voorzijde rechts van de gezichtsplaat gediend voor nog een extra plaat van dezelfde vorm die er exact passend overheen lag, een overgezichtsplaat. Deze laatste werd noodzakelijk geacht onder meer omdat het vizier maar een korte onderrand heeft (die reikt tot aan de bovenkant van het helmvenster), dus niet de onderste helft van het gelaat bedekte, zodat de beide over elkaar gelegen gezichtsplaten toch maar twee beschermingslagen vormden. Overigens bedekte de overgezichtsplaat alleen de gezichtsplaat aan de linkerkant van de helm; hij reikte echter met zijn rechtervoorrand over de middengraat heen, waarbij een uitsparing in het omgeknikte deel van de rand achter de schroef haakte en zo de plaat ter plekke vasthield. Hoe de overgezichtsplaat aan de linkerkant werd vastgehouden, is niet met zekerheid te zeggen. Dat hing af van zijn vorm, hij kon bijvoorbeeld ook deel hebben uitgemaakt van een barbier, een grote onbeweeglijk bevestigde plaat die behalve de linker helft van de helm ook de hals en een gedeelte van de linkerschouder van de drager beschermde. De bevestiging van de barbier aan de gezichtsplaat rechts zou betekend hebben dat ook de helm onbeweeglijk aan het harnas vast zou zitten en dat de ridder noch zijn hoofd noch zijn helm kon draaien. Maar voor het steekspel aan de barrière was dat feitelijk ook niet nodig.
Helmen zoals deze waren in de genoemde tijd doorgaans gelegenheidshelmen namelijk gevechtshelmen waaraan extra voorzieningen konden worden aangebracht voor het steekspel. Op het werkelijke slagveld zou een dergelijke heel zware en gesloten helm in toernooiuitvoering alleen maar extra hinderlijk zijn geweest, zelfs zonder barbier in situ.
Eigentijdse(?) reparaties bevinden zich op de achterkant van de helmbol o.a. een rechthoekig stuk dat met behulp van kopersoldeer is ingezet. De veer voor het helmvenster is net als het sluitplaatje voor de opening een latere restauratie.
Lengte: 335 / Breedte: 195 / Hoogte: 250 mm
Oude inv.nrs. i.479/Ba.5 en H.84
Aangekocht in 1950 uit de collectie van Kasteel Nijenrode, Breukelen
Armet for the tournament and rotating-on-the-gorget, middle of 16th century
Inv.no. 050422
Iron, comprising a skull, a visor with a brow reinforce extending far towards the rear, a face-plate and a cheek piece. A reinforcing buff is no longer present (see commentary). The skull is forged from one plate and has from fore to aft a central comb of triangular section. The lower edge of the cheek piece and that of the skull together form a wide neck-rim. Along the lower and rear edges are lining-holes (i.e. holes for the rivets of the lining), partly empty, partly still filled with the heads of the rivets. On the back of the skull in the centre is a sheet iron plume-holder on a longitudinal plate the extensions of which are affixed by brass rivets.
The protection of the front half of the head, including the face of course, comprises the following parts: (1) a visor with central vertical crest and a horizontal sight with a protruding bottom and integrated with a brow reinforce reaching until the rear half of the skull, (2) a face-plate which partly overlaps the visor and of which the lower border reaches over (3) a cheek piece. All these parts can be pivoted upwards and downwards on a pair of turning-points each comprising a rivet engraved with a large circular rosette with chiselled radiating lines.
The cheek piece is affixed to the skull on the right-hand side, immediately over the neck rim, by a riveted hinging lame with a projecting rivet and keyhole-slot. The face-plate is affixed by a swivel hook on the right provided with a lifting peg. This peg, which has to engage an eye affixed to a protrusion of the visor underneath the face-plate, penetrates a cut-away in the upper border of the face-plate. On the latter, further towards the front and near the central crest, there is a second cut-away in the upper border on the right side, this time to provide place for the lifting-peg of the underlying visor. Immediately underneath this peg (and still on the right-hand side of the face-plate) is a thick affixing-screw for the (absent) reinforcing buff. The shaft of this screw engages a plate on the inside forming part of a bridge. Also situated on the right side of the face-plate, between the last-mentioned screw and the swivel hook (to affix the face-plate), is a rectangular opening for a ventilation door. This door is an iron plate which fits the opening exactly and is pressed into it by a spring on the inside.
This heavy helmet was intended for the joust, the well-known form of tournament with the use of a barrier i.e. a long separation on either side of which the participants on their galloping horses approached and tried to hit each other. If one succeeded to hit the adversary’s helmet exactly in the middle at the front, the latter could be thrown out of his saddle with this hit alone and at once the outcome would have been decided. Some of the helmet plates are double according to the duplex system and the extra reinforcement they provided are testimony of the violence to which these helmets were subjected and to prevent the head inside which they protected from becoming hit directly. Galloping towards each other alongside the barrier the adversaries held their lances over the necks of their horses and pointing them to each other across the barrier to the left. This means that all possible projections of helmet and armour behind which the tilting lance of an adversary could hook, had to be on the right-hand side namely that turned away from him.
Considering its size and shape, and also its exact location, the thick screw at the front on the right side of the face-plate has served for yet a further plate of the same form which would fit exactly over the face-plate, a reinforcing buff. This plate was deemed necessary for several reasons one amongst which is that the visor only has a short lower area (reaching until the top of the ventilation door), and thus did not cover the lower half of the wearer’s face. In turn, this means that both face-plates doubling each other effectively formed only two protective layers. It should be added that the reinforcing buff only covered the face-plate on the left side of the helmet, namely that facing the adversary. However, the frontal rim on the right side folded across the central crest whereby a cut-out in the folded part hooked behind the screw and affixed it on the spot. How the reinforcing buff was affixed on the left side cannot be stated with certainty. It depended on its form, it could for instance have been part of a bevor or a grandguard, a large plate which was immovably affixed and which protected not only the left half of the helmet but also part of the left shoulder of the wearer doubling the armour that was underneath it. Affixing the bevor to the right-hand portion of the face-plate would have meant that the helmet, too, would be affixed immovably to the armour and that the wearer would have been unable to move either his helmet or his head. However, for the tilt at the barrier it was not really necessary to be able to move one’s head.
Helmets such as this were in the era under consideration usually occasional examples i.e. adapted fighting helmets to which special pieces were attached if they were to be used in tournament. On the actual battlefield such a very heavy and closed helmet in tournament rig would only have been an encumbrance, even without a grandguard or bevor in situ.
Contemporary(?) repairs are on the rear of the skull and these include a rectangular piece affixed by copper solder. The spring for the ventilation door as well as the door itself are later restorations.
Length: 335 mm / Width: 195 mm / Height: 250 mm.
Former Inv.nos. i.479/Ba.5 & H.84
Purchased 1950 from the collection of Nijenrode Castle, Breukelen