Maliënkolder met lange mouwen, Europa, 1500-1600
maliënkolder
Wapenrusting van een voetsoldaat uit de 16e eeuw samengesteld voor de tentoonstelling "Willem".Objectnummers: maliënkolder 059796, tweehandszwaard 011505, stormhoed 112003, rechter handschoen 059849, linker handschoen 050755.
De wapenrusting van een voetsoldaat met een zogeheten ‘tweehander’ kon halverwege de zestiende eeuw bestaan uit een maliënkolder, een Bourgondische stormhoed, wapenhandschoenen en een tweehandszwaard. In een vendel voetsoldaten liepen naast schutters, piekeniers en hellebaardiers ook enkele tientallen soldaten mee met tweehandszwaarden. Deze voetsoldaten waren, net als de hellebaardiers, in staat om met hun krachtige slagen de pieken van de vijand te breken. Het bovenste deel van de kling, het ‘ricasso’, was ongeslepen. Hierdoor kon de gebruiker het wapen ook als stokwapen gebruiken. Een tweehander was tussen de 150 en 200 centimeter lang. In het Fries Museum is een exemplaar van maar liefst 213 cm lang, waarmee dit het langste zwaard van Nederland is. Zeker tot 1570 was het tweehandszwaard op het slagveld in gebruik, daarna vervulde het nog enkele decennia een ceremoniële rol en functie bij de inhuldiging van vorsten. Binnen de tweehanders ontstond een subtype, waarvan de kling een golvende, vlammende vorm kreeg. Dit subtype kreeg de toepasselijke naam ‘flamberge’.