Houwdegen, type Pappenheimer, 1620-1630
houwdegen
Houwdegen, type Pappenheimer, 1620-1630Totale lengte 1144 mm / Kling lengte 993 mm / Kling breedte 36 mm
Gevest: frontaal nagenoeg symmetrisch. De draagzijde verschilt van de buitenzijde door de aanwezigheid van met de rug naar elkaar toe geplaatste verbindingsbeugeltjes tussen de zijringen. Gevest bestaande uit beugels plat-driehoekig van doorsnede met middengraat op de buitenzijde, uitgezonderd beide pareerbeugels die ruitvormig van doorsnede zijn en de achterpareerstang die platrechthoekig van doorsnede is. De vuistbeugel vloeit samen met de voorste van twee pareerbeugels en eindigt op het schildvormige pareerblok dat is voorzien van een centrale groef over de lengte met aan weerszijde een paar groeven bij de wortels van de pareerstang. Het platte bovenuiteinde van de vuistbeugel is een naar boven ingerold met drie inkepingen aan de buitenzijde van de bocht. Ook het onderuiteinde van de sterk neerwaarts gebogen en breed uitlopende achterpareerstang is ingerold geaccentueerd door kepervormige inkepingen op de, aan de draagzijde gelegen buitenbocht. Het breeduitlopende deel van de achterpareerstang is voorzien van c-vormige stempels tezamen een accantusblad vormend. Op het midden van de vuistbeugel ontspringt een zijbeugel die samenvloeit met het horizontale deel van de bovenste van twee zijringen. Deze zijring vloeit samen met het onderuiteinden van de pareerbeugels. De onderste zijring is sterk naar bovengericht en is gevuld met een sterk bolvormige stootplaat, die over het gehele vlak is voorzien van een roostervormig patroon bestaande uit nauw aaneengesloten cirkel- en stervormige doorboringen. De onderste zijring eindigt niet als gebruikelijk op de onderuiteinden van de pareeerbeugels, maar loopt ononderbroken door en is met steuntjes gehecht aan de pareerbeugels. De zijringen en vuistbeugel zijn voorzien van een centrale zwelling, die steeds wordt gemarkeerd door een graat overdwars. Het formaat van het gevest wijst duidelijk op het gebruik van een wapenhandschoen en kan hierdoor worden gezien als een houwdegen voor de zware cavalerie.
Vgl: Norman & Barne (1980), hilt 55 (1625 – 1640)
Knop: Rechthoekig, doch licht tabstoelopend naar boven en met afgeronde hoeken in zijaanzicht. In bovenaanzicht cirkelvormig en veelkantig rondom. Angelknop van boven sterk afgeplat, op bekervormige kraag. Knophals die boven de greep kraagvormig eindigt.
Vgl: Norman & Barne (1980), pommel 30 (1600-1625)
Greep: huls van hout (modern).
Kling: Ruitvormig tot aan de punt. Ricasso naar boven tabs toe aflopend. Beide randen worden gemarkeerd door groeven waarvan de sikkelvormige onderuiteinden naar elkaar toebuigen.
Opmerkingen: het sterk vermoeden bestaat dat het gevest aan de buitenzijde oorpronkelijk beschikte over de met de rug naar elkaar toe geplaatste verbindingsbeugeltjes tussen de zijringen, zoals dat aan de draagzijde het geval is. Ook de oorspronkelijke aanwezigheid van een voorpareerstang is waarschijnlijk. Uitgaande van deze veronderstelling behoort het gevest tot het Norman Type 55.