dolk
dolk
Dolk met messingbeslag, de greep is verdwenen. Het beslag bestaat uit de volgende onderdelen: (1) een kantige kalot met gegraveerde vlakken; (2) twee (nu losse) greepringen, d.w.z. een achtkantige middenband in de vorm van en gegraveerd als een aaneenschakeling van geformaliseerde acanthusbladeren, en een onderste greepring, eveneens achtkantig maar tevens iets bekervormig; (3) een pareerstang met kruisblok waarvan de buiten- en de draagzijde elk met een kruisbloem zijn gegraveerd; en verder twee horizontale, taps oplopende armen van cirkelvormige doorsnede.Kling recht en aanvankelijk van zeskantige doorsnede (met breed middenstuk en smalle sneden). Iets boven het midden van de lengte treedt een plotselinge verjonging op waarna de
klingdoorsnede tot aan de punt ruitvormig verloopt. De kling draagt het zwartmerk van een lopende wolf(?) (zie tekening).
Bashford Dean, European Daggers (op.cit.), p. 93-97, noemt dolken met dit type gevest quillon daggers of cross-hilted daggers. Gezien de greepring, middenring en kalot, die alle achthoekig zijn, moet de oorspronkelijke greep eveneens een achthoekige doorsnede hebben gehad. De plotselinge verjonging van de kling is uitzonderlijk en roept de vraag op of deze wel oorspronkelijk bij dit wapen hoort.12
Lengte totaal: 372 mm / Lengte kling: 265 mm / Grootste breedte kling: 18 mm
Literatuur: Dean (1929)
Oude inv.nrs.: 4249/Ei-108
Verworven in 1967, aard der verwerving (aankoop, schenking, bruikleen) onbekend
12 Dergelijke verjongingen zouden namelijk pas aan het eind van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw voorkomen op de klingen van sommige sierdegens. De gedachte hierachter was dat het brede en dus sterke bovengedeelte geschikt was tot het afweren van slagen door de degenkling van een tegenstander en dat met het lange en smalle ondergedeelte heel snel bewogen (“geschermd”) kon worden. Klingen van zodanige vorm heetten Königsmarck-klingen, een benaming die de Fransen hebben verbasterd tot colichemarde, echter juist deze schrijfwijze werd internationaal overgenomen. Het is denkbaar dat we in het onderhavige geval geconfronteerd worden met een colichemardekling “avant-la-lettre”.
Dagger, c. 1500
Inv.no. 011501
With brass mounts, the grip missing, the mounts comprising: (1) an angular pommel cap with engraved faces; (2) two (now loose) rings i.e. an octagonal middle band shaped and engraved as a succession of formalised acanthus leaves, and a lower ferrule, equally octagonal but also somewhat cup-shaped; (3) a crossguard with quillon-block the obverse and reverse of which are each engraved with a crossflower, and provided with a pair of horizontal quillons of circular section, each tapering upwards towards their extremities.
Straight blade initially of hexagonal section (with a wide middle part and narrow edges). Somewhat above mid-length there is a sudden decrease in width after which the blade section becomes rhomboidal until the point. The blade carries the black mark of a running wolf(?) (see drawing).
Bashford Dean, European Daggers (op.cit.), p. 93-97, calls daggers with this type of hilt quillon daggers or cross-hilted daggers. Considering the ferrule, the middle band and the pommel cap, which are all octagonal, the original grip should also have been of octagonal section. The sudden decrease in width of the blade is exceptional and invites the question whether or not it originally actually belonged to this arm.11
Overall: 372 mm / Blade length: 265 mm / Greatest width of blade: 18 mm
References: Dean (1929)
Former Inv.nos.: 4249/Ei-108
Acquired in 1967, nature of acquisition unknown
11 A sudden decrease in width in this manner would only begin to appear on the blades of some small-swords at the end of the seventeenth and the beginning of the eighteenth centuries. The thought behind this was that the wide and thereby strong upper part was suitable for parrying cuts of an opponent’s blade and that the long and narrow lower part enabled one to move (“fence”) one’s own blade very quickly. Blades of this form came to be called Königsmarck blades which was later corrupted by the French into colichemarde, but it was this spelling which came to be taken up internationally. It is conceivable that in this particular case we are confronted with a colichemarde blade before the name existed.