Dolk met ruitvormige greep en peervormige greepknop, betreft vermoedelijk een landknechtsdolk
dolk
Te zien in het museum:M.15.00.23Q.03
Met een geheel ijzeren gevest bestaande uit een gevestknop, een greep en een pareerstang. De gevestknop heeft de vorm van een peer (op zijn smalle uiteinde staand) en is rondom voorzien van 5 zeer diepe, ingevijlde verticale cannelures afgewisseld met velden vol geciseleerde asymmetrische bladerranken. Onder de geklonken kop van de angel een ijzeren klinkplaatje gevormd als een klavertje-van-vier. De greep, die geheel met kruislingse groeven is geciseleerd, is spoelvormig en van spits-ovale doorsnede met zeer smalle uiteinden. De pareerstang bestaat uit twee korte armen van ronde doorsnede die naar onderen zijn gebogen en op elk uiteinde een spiraalvormig geciseleerde “knoop” als eindknop hebben.Krachtige kling, taps aflopend naar de punt toe, tweesnijdend en met een geprononceerde scherpe middengraat op beide zijden. De klingpunt is beschadigd.
De knoppen van de pareerstang hebben grote gelijkenis met de “knoopvormige” knoppen op de pareerstangen van sommige katzbalgers of landsknechtzwaarden.
Totale lengte: 418 mm / Lengte kling: 308 mm / Grootste breedte kling: 26 mm
Oude iInv.nrs.: 694/Ei-23, Inv. 259(?), Do.108
Aankoop uit de collectie George De Bruijne, Antwerpen, 1963
Landsknecht dagger(?), 1500-1530
Inv.no. 011494
With a hilt of iron throughout comprising a pommel, a grip and a guard. The pommel is pear-shaped (standing on its narrow end) and provided in the round with 5 very deep vertical flutes filed into the surface, alternating with fields profusely inhabited with chiselled asymmetrical foliate scrolls. Underneath the rivetted head of the tang is a small iron washer shaped as a quadruple clover leaf. The grip is spindle-shaped, with very constricted narrow extremities, of pointed-oval section and chiselled overall with cross-hatched grooves. The crossguard comprises two short arms of circular section both curving towards the blade, their extremities each consisting of a chiselled, spirally-arranged knot-like knob.
Blade strongly tapering downwards to the point, double-edged and with a pronounced, sharp medial ridge on either side, the point damaged.
The quillon terminals are very similar to the “knot-shaped” ones on the crossguards of some Katzbalger or landsknecht swords.
Overall: 418 mm / Blade: 308 mm by 26 mm greatest width
Former Inv.nos.: 694/Ei-23, Inv. 259(?), Do.108
Purchased from the collection of Mr George De Bruijne, Antwerp, Belgium