Cinquedea, met greep met benen platen en messing beslag, Italië, 1500-1525
cinquedea
Tentoonstellingstekst "Willem" subthema 2.3.10Aan het eind van de vijftiende eeuw en vooral vanaf het begin van de zestiende eeuw ontstaat vanuit Italië de gewoonte om als burger een zwaard te dragen. Deze zwaarden zijn meestal dun of kort van vorm. Een vroeg voorbeeld van een burgerzwaard is de ‘cinquedea’. Dit korte en brede zwaard is geïnspireerd op de wapens uit de Klassieke Oudheid en is gedurende de eerste helft van de zestiende eeuw in heel Europa populair.
Gevest met in plaats van een gangbare angel een plat messing raam op de buiten- en de draagzijde bekleed met ivoren greepplaten vastgehouden door twee grote en twee kleine sierstiften op elke zijde, de kleine opengewerkt. De koppen van de grote sierstiften zijn medaillonvormig (één ervan ontbreekt) en voorzien van in reliëf gegoten en nageciseleerde plantmotieven. De eveneens platte gevestknop is ook van messing, overdwars sterk boogvormig en bovenop bezet met arabesken in reliëf in panelen. Messing pareerstang met neerwaarts gebogen armen (incompleet, zie commentaar hieronder) en onderop een centrale punt naar beneden wijzend, versierd op de draag- en de buitenzijde met een centraal grotesk maskeron geflankeerd met bloemenranken die tot de uiteinden doorlopen. De bovenkant van de pareerstang heeft gegraveerde ruiten. De kling heeft géén angel en is rechtstreeks vastgemaakt aan de pareerstang, zie onderaan.
Platte kling, zeer breed van boven en geleidelijk spits naar onder toe aflopend. In drie delen, gescheiden door twee overdwars lopende graten, namelijk een bovenste deel met vier brede verticale geulen, een middendeel met drie en een onderste deel met twee geulen. De bovenste twee delen zijn bovendien voorzien van versieringen in verguld etswerk. De versiering van het bovenste deel heeft als centraal motief een mansfiguur staande op een sokkel en geflankeerd door twee wildemannen en andere figuren. De sokkel is gegraveerd met een bloem [soort onbekend] en vervolgens daaronder met: C E 2 / 2.m / ano (zie tekening). In de buitenste twee van de drie geulen zijn wapentrofeeën geëtst; de middelste geul heeft een diep onidentificeerbaar stempel (zie tekening). Op de andere zijde bevindt zich soortgelijk etswerk, echter met dien verstande dat in de linker geul van het middendeel de letters L V (zie tekening) zijn waar te nemen en in de rechter geul een paar gekruiste kanonlopen.
Het ene stel ontbrekende greepmedaillons is vervangen door gladde zilveren plaatjes. Verder lijkt het erop dat de beide uiteinden van de pareerstang zijn afgevijld, mogelijk om een gewenste symmetrie te herstellen nadat één ervan was afgebroken. De oppervlakte van de kling is gedeeltelijk zwaar aangetast door destructieve corrosie. De wijze waarop de klingetsingen zijn verguld wordt ook wel gewassen-in-goud genoemd.
Deze eigenaardige korte zwaarden zijn internationaal bekend onder hun Italiaanse naam van cinquedee, meervoud van cinquedea, op zijn beurt afgeleid van cinque ditta wat “vijf vingers” betekent, namelijk de breedte van de kling bovenaan. Volgens Bashford Dean (European Daggers etc., [1929] zie litt., p .79-82) kunnen ze weliswaar ook als korte zwaarden worden beschouwd maar hij kwalificeert ze toch in eerste instantie als dolken, namelijk broad-bladed daggers. Wat hun gestalte betreft constateert Dean een grote gelijkenis met de Romeinse parazonium en in die zin is de cinquedea een typisch product van de renaissance, de culturele stroming die zich immers oriënteerde op voorbeelden uit de klassieke Oudheid.
Echter ook qua constructie is de cinquedea van het Legermuseum rechtstreeks aan de klassieke Oudheid ontleend. De raamangel zit vast aan de pareerstang. Aangezien deze angel van brons is kan hij dus geen integrale verbinding vormen met de ijzeren kling. Die verbinding wordt mogelijk gemaakt door de pareerstang, waaraan de kling door middel van klinknagels direct vastgeklonken is. De pareerstang is in twee langshelften gemaakt, hij omklemt als het ware de basis van de kling en houdt deze met de klinknagels vast. De klinknagels zijn zorgvuldig weggewerkt en niet of nauwelijks zichtbaar omdat zij bedekt worden door de vergulding. De genoemde constructie, waarbij de kling dus aan de pareerstang vastzit en niet via een angel aan het gevest, treft men ook aan op bronzen zwaarden en dolken uit de klassieke Oudheid.
Opgemerkt moet echter worden dat vele cinquedea’s toch een klassieke smalle angel blijken te hebben die bovenop de greepkap is vastgeklonken. Maar bij andere exemplaren met een bovenop geklonken angel is deze toch breed gehouden om ruimte te verschaffen voor doorgaande stiften (waarvan de koppen meestal in een stervormig patroon zijn opengewerkt). Dus bij de exemplaren met brede angels en dwarsstiften ziet men dan toch doorgaans óók een angelknop bovenop. Een schematische doorsneetekening ontleend aan Bashford Dean (op.cit., p.81 fig. 38) geven wij hier met daarnaast een identieke tekening van het gevest van de cinquedea van het Legermuseum zodat de verschillen hopelijk goed zijn te zien.
Als burgerzwaarden moeten de deze korte gevestwapens in Italië, en ook in zekere mate elders, populair zijn gebleven tot het tijdstip dat het rapier in de eerste helft van de zestiende eeuw zijn opmars begon. Zie ook de uitweidingen aan het eind van de introductie bij dit hoofdstuk.
Lengte totaal: 653 mm / Kling: 507 mm / Grootste breedte kling: 94 mm
Literatuur: Dean (1929) p. 79-82; Seitz (1965) p.173, 176, 274
Oude inv.nrs. niet gevonden
Aankoop in de antiekhandel, 1953
Cinquedea, 1500-1525
Inv.no. 011468
Hilt comprising, instead of a tang, a flat brass frame with a pair of ivory grip scales (obverse and reverse) affixed by two large and two small decorative rivets on each side, the latter openworked. The heads of the larger rivets are shaped as medallions (one is missing) with foliate motifs cast in relief and chased. The equally flat pommel is also brass, strongly curved transversely, and its flattened top provided with panels with arabesques in relief. Brass crossguard with downward-curved quillons and a central cusp underneath and decorated in the centre on each side with a grotesque mask flanked by floral scrolls running until the terminals. The upper side of the crossguard is engraved with a series of lozenges.
Flat blade, very wide at the top and gradually narrowing down until the point, partitioned in three areas separated by two transverse ridges and comprising an upper area with four wide fullers, a middle area with three and a lower area with two fullers. In addition, the upper and the middle areas are decorated with gilt etching comprising, as central motif in the upper area, a male figure standing on a support and flanked by two wild men and other figures, the support being engraved as follows: [flower] (unidentified)/ C E 2 / 2.m / ano (see drawing). The lower area has gilt line etchings comprising martial trophies in the outer ridges, the central fuller being plain save for an unidentifiable black mark (see drawing). The etched decoration on the reverse of the blade is similar save for the letters L V which can be observed in the left-hand fuller of the middle area (see drawing) and an pair of crossed cannon barrels in the right-hand one.
The one pair of missing grip medallions is replaced by plain silver plaques. The extremities of the crossguard terminals look as if they have been filed away, possibly after one of them had broken off and the asymmetry was perceived as unacceptable. In parts the surface of the blade is heavily affected by destructive corrosion. The manner in which the blade decoration is gilt is also known as “gold-washed”. These peculiar short swords are internationally known by their Italian name of cinquedee, plural of cinquedea which is derived from cinque ditta meaning “five fingers” i.e. the width of the blade at the top. According to Bashford Dean (European Daggers etc. [1929], see litt., p. 79-82) they can be regarded as short swords but he sees them in the first instance as “broad-bladed daggers”. As far as their design is concerned Dean notices a great similarity with the Roman parazonium dagger type and in this sense the cinquedea is a typical product of the Renaissance which oriented itself on examples from Classic Antiquity.
It should be remarked, however, that many cinquedeas appear to have a common narrow tang riveted on top of the pommel cap. Yet on other examples on which the top of the tang is riveted to the pommel cap the tang is kept wide to provide room for transverse pins (the ends of which are mostly decorated with an openwork starlike pattern). So examples with wide tangs and transverse pins are as a rule also rivetted on top. A schematical see-through drawing after Bashford Dean (op.cit., p. 81 fig. 38) is presented here next to a similar drawing of the Legermuseum’s cinquedea and it is hoped that the constructional differences are apparent.
A very special feature of some cinquedeas is that they have a (wide) tang frame of brass. Such a tang can therefore not be an integral part of the blade because that is of iron of course. The connection is made possible by the crossguard which forms an integral part with the tang and is also affixed to the blade by means of rivets. On the cinquedeas these rivets are carefully worked away and not or hardly immediately visible, or covered by the gilding. The crossguard is constituted of two longitudinal halves or, as Dean has put it: “…so split as to admit the base of the blade […and] riveted to the latter on either side” (p. 80). This construction, too, has come from Antiquity and one can observe it on bronze swords and daggers of that era.
As civilian swords the cinquedeas must have remained popular in Italy, but to some extent also elsewhere, until the general acceptance of the rapier in the first half of the sixteenth century, cf. the comments at the end of the introduction to this chapter.
Overall: 653 mm / Blade: 507 mm by 94 mm wide at hilt
Literature: Dean (1929) p. 79-89, Pl.XXVI-XXXV; Seitz (1965) p. 173, 176, 274
Former Inv.nos. not found
Purchased in the antique trade in 1953
- Oorlogstuig en militair vernuft uit Renaissancistisch Italië
In de collectie van het Legermuseum is een relatief grote hoeveelheid Italiaanse
wapens, uitrustingstukken en militaire literatuur aanwezig uit de vijftiende en de
zestiende eeuw. We zien dit soort bezit terug in collecties van verschillende belangrijke
instellingen op internationaal niveau, bijvoorbeeld The Tower of London en de
wapenverzameling van het Kunsthistorisches Museum in Wenen. In de collectie van
het Legermuseum zijn stukken aanwezig die de concurrentie op internationaal niveau
aan kunnen.
De productie en verspreiding van dit Italiaans oorlogstuig en militair vernuft vindt zijn
oorsprong in de jaren 1494-1559, de periode waarin de zogeheten Italiaanse oorlogen
werden uitgevochten. De eerste Italiaanse oorlog werd in 1494 ingeluid door een
invasie van de Franse koning Karel VIII in Italië, dat bestond uit talloze rivaliserende
staatjes. Hoewel de Italianen volledig werden verrast en zware verliezen leden als gevolg
van de Franse overmacht en hun manier van oorlog voeren, werkte de invasie uiteindelijk
als een sterke katalysator voor de ontwikkeling van de Italiaanse krijgskunde
en zelfs voor de krijgskunde in het algemeen. Wat betreft de invloed op de krijgskunde
in het algemeen kan bijvoorbeeld gewezen worden op het feit dat in een catalogus
van het vroegmoderne boekbezit van de Oranje-Nassau’s uit 1686 de rubriek militaire
werken voor 31% bestaat uit Italiaanse werken.
De oude Italiaanse krijgskundige cultuur, een wetenschappelijk en gunstig financieel
klimaat tijdens de Italiaanse Renaissance, en de prominente aanwezigheid van de
boekdrukkunst in Italië in het laatste kwart van de vijftiende eeuw, droegen in belangrijke
mate bij aan de ontwikkeling en verspreiding van de Italiaanse krijgskunde.
Italiaanse krijgskundige kennis vond vooral zijn verspreiding via het gedrukte woord
en Italiaanse militairen en deskundigen, zoals vestingbouwers, in buitenlandse dienst.
Wapens en uitrustingstukken raakten verspreid doordat deze werden buitgemaakt,
geërfd door buitenlandse vorsten, eigentijdse schenkingen van en aan vorsten, via
(vorstelijke) verzamelaars in de tijd zelf tot op de dag vandaag, en vanaf circa het
laatste kwart van de negentiende eeuw via erfgoedinstellingen die deze objecten
verzamelen. Deze erfgoedinstellingen hebben zich daarbij enerzijds laten leiden door
materiële aspecten van de voorwerpen, vaak uitgevoerd in de typische Italiaanse
renaissancestijl, en anderzijds door historische aspecten met het oog op de onmiskenbaar
grote invloed van de Italiaanse oorlogen op de militaire geschiedenis.
Het Legermuseum bezit blanke wapens, zowel vuistwapens als stokwapens, harnassen,
hoofddeksels en schilden, zowel in standaarduitvoering als luxe of pronkexemplaren.
De Italiaanse militaire vakliteratuur in de collectie bevat zowel klassiekers
als minder belangrijke werken. Overigens reikt de Italiaanse invloed veel verder. Zo
zijn veel niet-Italiaanse wapens en uitrustingstukken geïnspireerd op de Italiaanse
Renaissance-stijl, het maniërisme genaamd, en heeft veel van de tot in de achttiende
eeuw buiten Italië uitgegeven krijgkundige literatuur een Italiaanse oorsprong, zoals
van Vegetius en Machiavelli.
Implements of war and military ingenuity from Renaissance Italy
Important military museums all over the world have relatively large collections of
arms, armour and military literature from Renaissance Italy. This is also the case in our
museum. The production and spread of these Italian implements of war and of Italian
military ingenuity has its origins in the years 1494-1559, the period of the so-called
Italian Wars. Initially, Charles VIII’s invasion of Italy in 1494 took the Italians by surprise.
This brutal attack eventually became a strong catalyst in the development and spread
of the Italian art of war. Factors such as the ancient Italian culture of war, favourable
scholarly and financial circumstances, and the prominence of printers in Italy in the
last quarter of the 15th century contributed significantly to this. While Italian military
ingenuity was broadcast mainly through the printed word and through Italian soldiers
and military specialists, such as fortification engineers in foreign service, arms and
armour spread either because they were looted, inherited by affiliated foreign dynasties,
or gifted by and to sovereigns and (royal) collectors, past and present. Moreover,
since the last quarter of the 19th century, these items have been collected by heritage
institutions all over the world, driven by both material and historical aspects.
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 90-95) - Een zogeheten cinquedea, een typisch Italiaans wapen voor het
man-tot-mangevecht. Cinquedea betekent letterlijk vijf vingers breed
en slaat op de typerende breedte van de kling waaraan het wapen in
een oogopslag is te herkennen. De uitvoering van dit exemplaar is
vrij typerend voor cinquedee, dat wil zeggen: een greep die is
voorzien van been of ivoor en messing, een messing pareerstang met
versiering en een rijk gedecoreerde kling.
Italië, 1475-1524. Inv.nr. 011468
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 91)