Hellebaard, 1500-1550
hellebaard
Te zien in het museum:M.14.0.20O.03
Tekst uit de publicatie bij de gelijknamige tentoonstelling "Willem" april-oktober 2018, deels tentoonstellingstekst subthema 3.3.30De hellebaard, afkomstig uit Zwitserland, is eeuwenlang als stokwapen in gebruik geweest bij de voetsoldaten. Het betreft een multifunctioneel wapen: met de steekkling (punt) kon worden gestoken, de bijlkling en de zogenoemde valkensnavel fungeerden als slagwapen. In de eerste helft van de zestiende eeuw bestond de infanterie steeds meer uit piekeniers. Kleine aantallen hellebaardiers en voetsoldaten met tweehandszwaarden bleven in dienst, om met hun slagen de vijandige pieken te breken. Daardoor bleef de hellebaard nog lang in gebruik, maar verschoof de functie daarna steeds meer naar dat van een wapen voor gardesoldaten en schildwachten. In de zeventiende eeuw werd de hellebaard het rangonderscheidingsteken van een sergeant binnen een infanteriecompagnie. In het wapen zijn drie witmerken in de vorm van een klavertje drie en een merk in de vorm van een opengewerkt kruis aangebracht. Op de achtkantige stok van essenhout staat op iedere zijde PM gekerfd.
Met een ijzeren kop uit één stuk bestaande uit een sokkel die direct onder de bijlkling overgaat in twee veren (van ca. 60 cm lengte) die met klinknagels vastgeklonken zijn. Op de voor- en achterkant bevindt zich eveneens een stel veren (van ca.45 cm), die echter geen integraal deel uitmaken van de sokkel. De naar onderen toe breed uitlopende steekkling heeft over de gehele lengte een centrale graat met aan weerszijden twee holle vlakken en gaat onderaan over in de punt van de sokkel. De bijlkling heeft een rechte snede, die naar onderen toe iets schuin naar de stok toe verloopt. Onder in de bijlkling zit een merk in de vorm van een opengewerkt kruis. De basis van de haak maakt een hoek van 90 graden naar onder en vormt daar een brede rechthoekige kam. Op de linkerzijde van de laatstgenoemde bevinden zich drie witmerken, elk bestaande uit een klavertje van drie op een basis (zie tekening van één ervan). Geverfde stok van essenhout, achtkantig van doorsnede. Op elke zijde gekerfd: ٠ P ٠M ٠ (zie tekening).
De typische bijlkling is ook te vinden bij Waldman, Hafted Weapons etc. (2005), fig. 56 (zie bibliografie). De stok is onderaan gerestaureerd, het nieuwe stuk is door middel van een liplas met twee cilindrische houten pluggen op elke zijde bevestigd.
Lengte totaal: 2918 mm / breedte gemeten over bijlkling en haak: 236 mm / lengte punt: 405 mm
Geen oude inv.nrs. gevonden
Herkomst onbekend
Halberd, c.1500 or slightly later
Inv.no. 011114
With a head made of one piece of iron and comprising a socket which immediately underneath the blade axe changes into a pair of feathers (of c. 45 cm length) which, however, are not an integral part of the socket. The blade, which increases in taper towards the bottom, has a full-length central crest, with two hollow faces on either side, underneath blends into the point of the socket. The axe blade has a straight edge slanting somewhat towards the pole. Near the bottom of the axe blade is a mark in the form of an openworked cross. On the left face of the blade are three white marks, each consisting of a clover on a base and with three leaves (see the drawing of one of them). Painted pole of ash, of octagonal section and carved on the obverse and reverse ٠ P ٠M ٠ (see drawing).
The typical blade is also to be found in Waldman, Hafted Weapons etc. (2005), fig. 56 (see bibliography). The lower end of the pole is restored, the new piece is affixed with an oblique joint and two cylindrical wooden plugs on each side.
Overall: 2918 mm / Width across axe blade and hook: 236 mm / blade length: 405 mm
No former inventory numbers found.
Provenance unknown.