Twee rode naamlinten "POLITIETROEPEN"
naamlint
In juni 1919 werd het korps Politietroepen opgericht. Naar buiten toe beweerden de bewindslieden dat het korps strikt bedoeld was om de orde in het leger te handhaven. Het korps was bovendien een tijdelijke instelling en zou de politie steunen zolang die niet personeel zover was uitgebreid dat zij aan alle eventualiteiten het hoofd kon bieden. Voor een kritisch mens waren dat eigenlijk maar halfbakken argumenten. Het leger was immers al een paar maanden gedemobiliseerd en naar huis gestuurd. Er waren eenvoudigweg geen militaire politietaken te verrichten!Het korps werd ingezet bij de grensbewaking van ons land. Dit was een justitiƫle taak en hij kon dus doen wat hij wilde. Het departement van Oorlog was weer ter wille door het korps Politietroepen fors uit te breiden. Het korps groeide van 1.200 in 1919 naar 2.200 in 1922. In het land gingen nu stemmen op wat dit alles te betekenen had. De militaire politie was immers bijna zo sterk als de Koninklijke Marechaussee en de Rijksveldwacht samen. Daar kwam nog bij dat leden van de Koninklijke Marechaussee met grote jaloezie keken naar dit nieuwe korps dat deed of het wel zonder het Wapen kon. Binnen de top van de Koninklijke Marechaussee was men dan ook uiterst boos op Van Haeften die door zijn beleid een rivaal geschapen had die nu de oude Koninklijke Marechaussee van haar bestaansrecht kon beroven.
De sfeer was wederom gezet waar het om de Nederlandse politieorganisatie ging. Nog meer partijen waren tegen elkaar komen te staan. In 1922 besloot het Ministerie van Oorlog de politietroepen in de vredesorganisatie van het leger op te nemen. De politietroepen waren daarmee een permanent korps geworden en de politieorganisatie was nog verder verdeeld.
Bron: website Politieacademie