Metalen rechthoekige koffer met inhoud bestaande uit liturgische objecten voor een aalmoezenier, Nederland circa 1955
koffer
Leger en kerkDe geestelijke verzorging in het leger is misschien wel zo oud als het staande leger.
Gedurende de protestantse reformatie (het schisma binnen het christendom) in de
zestiende en zeventiende eeuw gingen vorsten daar al in mee en trokken voor hun
legers predikanten aan. De krijgsmachten van de rooms-katholieke koningen Karel V
en Filips II, meestal samengesteld uit militairen uit Zuid-Europese landen, beschikten
al over aalmoezeniers. Ook in de Nederlanden, waar de Kerk en de Staat nauw met
elkaar verweven waren, kreeg de geestelijke verzorging een plaats. Van begin af aan
verkeerde de ambtsdrager ervan in het grensgebied van kerk en overheid en zocht
zelf zijn plaats. Met of zonder kerkelijke opdracht, of bevel van militaire- of burgeroverheid,
zetten de hedendaagse verzorgers zich in voor het geestelijk welzijn van
militairen. Vanaf 1906 hebben zij ook een rang en een speciale status. Zo mogen zij
volgens het verdrag van Genève niet als krijgsgevangene worden behandeld. Thans
werken er bij onze krijgsmacht predikanten, aalmoezeniers, raadsmannen, rabbijnen,
imams en pandits.
Tot de collectie behoort ook kerkelijk goed, waaronder liturgisch vaatwerk en liturgische
kleding. Wie ze geschonken heeft en wanneer, is niet bekend. Maar daar het
gerelateerd is aan de rooms-katholieke kerk zijn ze vermoedelijk afkomstig van een
aalmoezenier. Ertoe behoren een metalen aalmoezenierskoffer bestemd voor het
opbergen en vervoeren van het toebehoren van een veldaltaar, en enkele liturgische
gewaden. De kistinhoud bestaat uit een miskelk, een pateen, een kelklepeltje, een
oliedoosje, een hostiedoosje en een ciborie. Voorts kelkgerei zoals een linnen bursa,
een kelk- en ciborievelum, altaarlinnen (corporale, kelkdoekjes, palla en een altaardwaal),
een crucifix, kaarsenstandaards, een opklapbare tafellezenaar, een bel en een
wijwaterkwast. Vrijwel al deze voorwerpen zijn in een bijbehorende textiele foedraal
opgeborgen.
De liturgische gewaden bestaan uit drie kazuifels (het mouwloze bovenkleed) met een
albe, stola, cingel, bursa en manipel, die gedragen worden door de aalmoezenier bij
het vieren van de heilige eucharistie. De verschillende kleuren die zij hebben refereren
aan de kalender van het kerkelijk jaar, zijnde de periode waarin ze gedragen moeten
worden.
De koffer, de kleding, bijbel en aanverwante zaken werden door de aalmoezenier
meegenomen bij langdurige veldoefeningen of naar het oorlogsgebied, zodat hij ook
te velde de mis kon opdragen, zieken kon zalven en stervenden bij kon staan.
Case for altar objects used by a chaplain, c. 1955
In the Dutch army, chaplains, ministers, humanist counsellors, rabbis and imams
are responsible for spiritual care. They hold ranks and wear a cross (chaplains and
ministers) with their distinguishing mark. They are also afforded a special status, which
means, for example, that under the Geneva convention they may not be made prisoners
of war. The collection contains ecclesiastical objects donated by an unknown
chaplain, among which liturgical silverware and apparel from the Roman Catholic
church. The metal case was specially made for storing objects used to celebrate mass
in the field, such as the goblet, boxes for the host and oil, a ciborium, velum, a crucifix,
candles, a brush for holy water and altar linen.
Included in this ensemble are some chasubles, an alb, a stole, a cingulum, a burse and
a maniple.
(Armamentaria, vol. 47 (2012/2013), p. 108-109)