Kruisboogpijl met houten schacht en veren en gesmeed ijzeren punten, daterend uit de 15e - 16e-eeuw.
bout
Alle schachten zijn van hout (soort onbekend), alle punten van smeedijzer. In de onderste helft van de schachten zijn aan weerszijden steeds twee groeven ingelaten (een weinig schuinstaand t.o.v. de centrale as van de schacht), gevuld met dunne houten veren (op Inv. 11460 van perkament), elk met een asymmetrisch verlopend spits-ovaal profiel. De bouten afzonderlijk:Inv.nr. 11459 (oud inv.nr. Bo. 9) Oorlogsbout of quareel. Dikke, viervlakkige punt (1.74 bij 1.59 mm), de sokkel heel gering ingesnoerd. Smalle langwerpige houten veren. Lengte totaal: 443 mm / Lengte kop: 73 mm / Diameter schacht: 13.6 mm
Inv.nr. 11460 (oud inv.nr. Fbb-1) zgn. kroonbout voor het wedstrijdschieten of “papegaaischieten” op de vogelpaal of de “papegaai”. De punt heeft de vorm van een kroon d.w.z. bestaat uit een viertal rondom lopende en buitenwaarts gerichte korte puntjes op een korte sokkel. De schacht loopt taps naar het achteruiteinde af. Veren van perkament. Lengte: 272 mm / Diameter onder de punt: 15.9 mm / Idem boven de veren: 11.1 mm. (Litt.: Payne-Gallwey [1981], p. 235-236).
Inv.nr. 11461 (oud inv.nr. Fbb-1) oorlogsbout. Houten veren. Drievlakkige punt op smallere sokkelhals. Lengte: 360 mm/ Lengte kop: 77 mm / Diameter schacht: 13.6 mm.
Inv.nr. 11462 (oud inv.nr. onbekend) bout voor de doelen(?) of voor de hertenjacht. Houten veren. Punt van driehoekige doorsnede. Lengte: 376 mm / Diameter schacht: 14 mm / Smalste diameter punt: 6 mm / Breedste diameter punt: 9 mm.
Inv.nr. 19183a (ex-collectie Visser HV-828) Brandbout (brandstichtingsbout). Drievlakkige punt op smalle sokkelhals, de basis van de punt met drie enigszins als weerhaken gevormde hoeken. Houten schacht heel gering taps aflopend naar het onderuiteinde. Nagenoeg rechthoekige houten veren met afgeronde hoeken. Rond de sokkel een omwoeling van gedraaid geïmpregneerd touw. Lengte totaal: 395 mm / Gewicht: 60.7 gr.
Boutschachten waren doorgaans gemaakt van eikenhout. De enigszins schuine stand van de veren t.o.v. de lengteas van de schacht veroorzaakte longitudinale rotatie van het projectiel tijdens de vlucht. Hierdoor had dit meer vluchtstabiliteit en was het schot dus zuiverder. De touwwoelingen van brandbouten waren volgens J. Alm (2001, p. 43) geïmpregneerd met een mengsel van buskruit, pek en olie. Wat de jacht betreft bestonden er voor vrijwel elke soort wild bestonden boutpunten van specifieke vorm. Vele daarvan worden behandeld en afgebeeld in: Payne-Gallwey (1981) p. 16-18 & passim; Blackmore (1971) p. 193-197; Alm (2001) p. 42 & passim.
Voor eerdere beschrijvingen van de brandpijl van het Legermuseum, zie Puype Vol. 1, Part 3 (1996) Cat. 718; Sensfelder (2007) Cat. 59, p. 280-281; voor nog 78 andere kruisboogbouten van het Legermuseum, zie Sensfelder (2007) Cat. 48-58. Voor alle genoemde literatuur, zie de bibliografie.
Behalve van inv.nr. 19183a (afkomstig uit de collectie Visser) is de herkomst van de hier besproken 5 bouten onbekend.
Five crossbow bolts, 15th-16th century
Inv.nos. 11459-11462, 19183a
All shafts are of wood (unidentified), all points of forged iron. In the lower half of the shafts is a pair of grooves, one groove on either side, running a little obliquely to the central axis of the shaft, filled with narrow wooden fletches (on Inv.No.11460 of parchment), each with an asymmetrically-pointed profile. The bolts separately:
(1) Inv.no.11459 (former Inv.no. Bo.9) War bolt or “quarrel”. Thick four-sided point (1.74 by 1.59 mm), the socket very slightly constricted. Narrow, elongated wooden fletches. Overall: 443 mm / Length of head: 73 mm / Diameter of shaft: 13.6 mm.
(2) Inv.no.11460 (former Inv.no. Fbb-1?) so-called crown bolt for competition shooting at the bird or popinjay. The point is shaped as a coronet or crown i.e. has four-odd short little points slightly pointed outwards from a short socket. The shaft tapers off towards the lower end. Fletches of parchment. Overall: 272 mm / Diameter underneath the point: 15.9 mm / Diameter across the fletches: 11.1 mm. (Ref.: Payne-Gallwey [1981], p. 235-236)
(3) Inv.no.11461 (former Inv.no. Fbb-1?) War bolt or quarrel. Wooden fletches. Triangular point on a narrow socket neck. Overall: 360 mm / Length of head: 77 mm / Diameter of shaft: 13.6 mm.
(4) Inv.no.11462 (former Inv.no. unknown) bolt for target shooting (?) or for the deer hunt. Wooden fletches. Point of triangular section. Overall: 376 mm / Diameter of shaft: 14 mm / Narrowest diameter of the point: 6 mm / Widest diameter of the point: 9 mm.
(5) Inv.no.19183a (ex-collection Visser HV-828) Incendiary bolt. Triangular point on a narrow socket neck, the three corners on the basis of the point somewhat shaped as barbs. Wooden shaft very slightly tapering off towards the rear/lower end. Almost rectangular wooden fletches with rounded corners. Round about the socket is a binding of turned impregnated rope. Overall: 395 mm / Weight: 60.7 gr.
Bolt shafts were usually made of oak, the somewhat oblique position of the fletches to the vertical central axis of the shaft caused longitudinal rotation during the flight. The result was that the projectile had more flight stability and was more accurate. The rope bindings of incendiary bolts were according to J. Alm (2001) p. 43 impregnated with a mixture of black powder, pitch and oil. For practically every kind of game existed bolt points of specific form. Numbers of these are treated and illustrated in: Payne-Gallwey (1981) p. 16-18 & passim; Blackmore (1971) p. 193-197; Alm (2001) p. 42 & passim.
For earlier descriptions of the incendiary bolt (No. 5), see Puype Vol.1, Part 3 (1996) Cat. 718; Sensfelder (2007) Cat. 59, p. 280-281; for yet 78 other crossbow bolts in the Legermuseum collection, cf. Sensfelder (2007) Cat. 48-58. For all references mentioned, cf. the bibliography.
Save for Inv.no.19183a (ex-collection Visser) the provenances of all bolts in this entry are unknown.