kruisboog, zogenaamde Schnepper
kruisboog
Boog van gezwart staal, met wiggen bevestigd aan de zuil; de laatstgenoemde is vooraan versterkt met boogijzers in de vorm van dikke ijzeren platen. De zuil is van esdoornhout. Aan weerszijden van het slot bevinden zich aangehechte wangen van fruitboomhout. De zuil is boven en onder voorzien van ingelegde benen stroken (het achterste deel van de strook bovenop is van donkergekleurd plastic) en vooraan versterkt met de vorengenoemde boogijzers en op de zijkanten voor een groot deel bezet met een ingelegde plaat van hoorn met voor en achter accoladevormige onderranden. De onderkant van de zuil is versierd met gegraveerde bloemen en vooraan met een eveneens gegraveerd schildvormig embleem hangend aan een ketting geflankeerd door de letters S en B (zie tekening). Op het middenstuk is het jaartal 1528 gegraveerd. Bovenop bevindt zich een gevorkte klinknagel met daaronder een rechthoekige messingplaat waarop “S.M” is gegraveerd (zie tekening). Eenvoudig klauwslot, aan de onderkant open waardoor de stang en de geveerde trekker te zien zijn. Een boutklem ontbreekt.In het Duitse taalgebied wordt dit type Midden-Europese kruisboog vanwege zijn formaat en vorm Viertelrüstung genoemd (een benaming die overigens nergens bevredigend verklaard wordt). Gezien het slotsysteem behoort hij tot de groep der Schnepper (meervoud), kruisbogen uitgerust met een klauwslot of Schnepperschloss. In het mechanisme van dit slottype werd in plaats van een tuimelaar een kantelende zgn. klauw gebruikt. Aangenomen kan worden dat het bij de onderhavige kruisboog om een exemplaar gaat dat aanvankelijk een tuimelaarslot had en waarvan de in de eerste helft van de 15e eeuw gangbare zuil werd aangepast om het nu aanwezige klauwslot te ontvangen.
Behalve dat het slot is gewijzigd is dit exemplaar in de loop van de tijd nog verder meermaals aangepast.9 Waarschijnlijk was de boog oorspronkelijk door middel van een touwen strop aan de zuil bevestigd. De stalen platen voorop (in feite het boogijzer) zijn een latere toevoeging. Bovendien is aan de onderkant van de boogvork (= de inham op de voorkant van de zuil waarin de boog past) later een messingplaat aangebracht om scheuren in het hout ter plekke te voorkomen.
Kennelijk is door herhaald spannen met een hefboomspanner, waarvoor de kruisboog met zijn zuiluiteinde rechtstandig op een steunstuk geplaatst moest worden, ter plaatse slijtage ontstaan. De pees is vermoedelijk een later exemplaar gezien het ontbreken van een impregnering en van de gangbare geknoopte lussen. De plasticstrook op het achteruiteinde van de zuil is vanzelfsprekend een moderne restauratie.
Hoogstwaarschijnlijk zijn de gegraveerde letters de initialen van vroegere eigenaren.
Lit.: Sensfelder (2007) Cat.20, p. 160-163
Lengte totaal: 560 mm / Lengte boog: 555 mm / Gewicht: 1.610 gr.
Oude inv.nrs. onbekend
Herkomst: Koninklijke Militaire Academie, Breda (1945)
9 Ofschoon het slot oorspronkelijk een tuimelaarsslot is geweest dat later is gewijzigd in een eenvoudig klauwslot (Duits Klappenschloss) vermeldt de Engelstalige entry in de kruisbogencatalogus van het Legermuseum dat het exemplaar een “simple tumbler lock” (eenvoudige-tuimelaarsslot) heeft. Dit lijkt op het eerste gezicht op een vergissing maar formeel is de kantelende klauw (Klappe) inderdaad óók een tuimelaar. Het Engels maakt geen onderscheid tussen de klauw en de cirkelvormige tuimelaar, zij heten beide tumbler. Echter, voor alle duidelijkheid spreken Payne-Gallwey (The Crossbow, zie bibliografie) en W.F. Paterson (A Guide to the Crossbow, idem) beiden van een nut als zij de cirkelvormige, om zijn as draaiende tuimelaar bedoelen en van een tumbler (WFP) of een catch (P-G) in geval van de kantelende klauw. (Toevallig lijkt ook het Nederlandse spraakgebruik in deze de zaak te verdoezelen, want een tuimelaar wordt in onze taal zowel “tuimelaar” als “noot” genoemd!)
Hunting crossbow, so-called Schnepper, with catch lock, dated 1528
Inv.no. 15769
With a bow of blackened steel affixed with wedges to the stock, the latter being reinforced at the front with thick steel plates. The stock is maple. On either side are inlaid plaques of fruitwood and on top and bottom inlaid bone strips (the rear end of the strip on top is dark-coloured plastic, see below). A large area of the stock is inlaid on either side with a horn plaque with an accolade-shaped lower edge. The stock is decorated underneath with engraved flowers, more towards the front with an equally engraved escutcheon-like device suspended from a chain flanked by the letters S and B (see drawing); in the centre is engraved the year 1528. On top is a forked rivet with a rectangular brass plate underneath in which is engraved “S.M”.
Simple tumbler or catch lock, open at the bottom and exposing the alignment of the lever and the spring-mounted trigger. A bolt-clip is missing.
In the German-language area this type of Central European crossbow is called a Viertelrüstung7 because of its size and form. Considering the lock system it belongs to the group of the Schnepper (plural) i.e. crossbows fitted with a tumbler or catch lock (Schnepperschloss). The mechanism of this lock type incorporated instead of a revolving tumbler a pivoting so-called catch. It can be assumed that the crossbow under discussion originally had a lock incorporating a revolving tumber and that the stock common to the first half of the 15th century was adapted to receive the catch lock which is now present.
Except for the fact that the lock has been changed the whole weapon has been adapted over time more than once.8 Presumably the steel bow was originally affixed to the stock with a rope binding. The steel plates in front now on the stock are a later addition. Furthermore a brass plate was later added to the bottom of the bow fork (= indentation at the front of the stock) to prevent the wood from cracking.
Apparently repeated spanning with a lever, for which the crossbow had to be placed upright on a support, has resulted in wear in places. The bowstring is probably a later replacement since it is not impregnated and no conventional knotted loops were employed. Obviously the plastic strip on the rear end of the stock is a modern restoration.
The engraved capital letters are presumably the initials of former owners.
References: Payne-Gallwey (1981) p. 169-173; Paterson (1990) p. 62ff; Sensfelder (2007) Cat. 20, p. 160-163
Overall: 560 mm / Length of bow: 555 mm / Weight: 1,610 gr.
Provenance: Royal Military Academy, Breda (1945)
7 Viertelrüstung. This term is difficult to translate and we are also unable to provide a satisfactory explanation of it.
8 Although the lock was originally a nut lock it was later changed into a simple catch lock (Klappenschloss in German) the English-language entry in the crossbow catalogue of the Legermuseum states that this crossbow has a “simple tumbler lock”. At first sight this seems to be an error but formally the pivoting catch (Klappe in German) is equally a form of tumbler. Indeed in English no difference is made between the catch and the revolving circular tumbler, either one is called a “tumbler”. However, in order to provide more clarity both Payne-Gallwey (The Crossbow, see bibliography) and W.F. Paterson (A Guide to the Crossbow, ibidem) call it a nut when they are referring to a circular revolving tumbler and of a tumbler (WFP) or a catch (P-G) in case a pivoting catch is concerned, (As it happens, Dutch usage, too, tends to confound the issue for a tumbler is both called a tuimelaar and a noot!)