Een Spyker Nieuport XI C.1 Bébé jachtvliegtuig met zittend op het wiel Sergeant-Vlieger G.M.H. Frijns
documentaire weergave
Dit Spyker Nieuport XI C.1 Bébé jachtvliegtuig werd in licentie gebouwd door de Nederlandse Automobiel- en Vliegtuigenfabriek Trompenburg te Amsterdam. Met rood-wit-blauw kentekens, na medio 1921.Nieuport 11 C1 en Nieuport-Spijker
Er is nogal wat verwarring rond de door de LVA gebruikte typen Nieuports. Vaak wordt er gesproken over Nieuport 11C1, vooral in de wat oudere literatuur.
Gebleken is dat er eigenlijk slechts één geïnterneerde Nieuport XI C1 BB bij de LVA in gebruik is geweest en daarnaast nog een aantal in licentie gebouwde Spijker-Nieuports.
Dit geïnterneerde toestel was in 1917 in dienst bij No. 6 Naval Squadron. Op 26 februari van dat jaar maakte de piloot Powles een noodlanding bij Batterij Kruishoofd in Zeeland vanwege een lekke benzinetank.
Op 27 februari werd het toestel geborgen en naar Soesterberg overgebracht. Waar het al op 2 maart werd gemonteerd en gerepareerd. Het ontving de registratie LA40
Het toestel beviel blijkbaar goed en voldeed aan LVA-eisen. Omdat de bestelde vliegtuigen niet konden worden geleverd, werd het aan Henri Wijnmalen, de directeur van Nederlandse Vliegtuig Fabriek Trompenburg getoond. Deze zag het wel zitten om dit type in licentie te bouwen en zo werd de Nieuport overgebracht naar Amsterdam om als voorbeeld voor de seriebouw te dienen. Het toestel werd trouwens keurig aangekocht voor de som van 1700 pond.
In december 1917 werd een nieuw registratiesysteem ingevoerd. Op de LA40 is dit niet meer aangebracht, maar met krijt aangebracht. In de tweede helft van 1918 kwam het toestel weer terug naar Soesterberg, maar er is waarschijnlijk niet meer mee gevlogen.
Trompenburg had een opdracht ontvangen voor de bouw van twintig toestellen. Door gebrek aan onderdelen en materiaal duurde het toe 1918 voordat de eerste aflevering plaatsvond. De eerste twaalf kisten werden bijvoorbeeld aanvankelijk zonder wielen en dergelijke afgeleverd. Daar ze later zijn betaald, zijn de ontbrekende onderdelen blijkbaar later afgeleverd.
Trompenburg had zeker de eerste zevenentwintig toestellen eigenmachtig voorzien van registraties NSP214 en verder. Deze sloten aan op de registratie van het voorbeeld.
Deze registratienummers waren echter al in gebruik, de toestellen werden daarom omgenummerd en voorzien van registraties NSP230 tot en met NSP249.
Op de toestellen die nog niet in gebruik waren genomen, werd dit aanvankelijk met een krijtje handmatig op de romp aangebracht. Volgens een rapport van kpt J.H. Hardenberg is er tussen november 1919 en maart 1920 nog niet met de toestellen gevlogen.
Later blijkbaar wel, daar in 1921 drie ongevallenrapporten met Nieuport-Spijkers bekend zijn van respectievelijk tweemaal de NSP234 en de NSP236. Blijkens een aantal foto's (zie o.a. artikel in Luchtvaart wereld en in Spinner) zijn de toestellen nog tot in 1925 in gebruik geweest {ze hadden toen de rozet op de romp in plaats van de oranje bal].